Ludduvvuddu

Vara Gids 21, 24-30 mei 2014

Hollandse Piepers

De brugklas – nog niet volwassen maar ook geen kind meer – spreekt tot de verbeelding. Drie schrijvers gaan terug naar dat eerste indrukwekkende jaar op de middelbare school.

De brugklas – Nieuwe jeugdserie waarin een vaste groep brugklassers wordt gevolgd. Anouk, Max, Fien en hun klasgenoten krijgen te maken met verliefdheden, pesterijen, confrontaties met leraren, onzekerheden, verslaving en alle andere zaken die leerlingen tegenkomen in hun eerste jaar op de middelbare school.

Na de beschermende koestering van de zonbeplaste basisschool vlak naast mijn rijtjeshuis, kwam ik op een gigantische scholengemeenschap op een halfuur fietsen in de regen. Ik had een krijsende piepstem en oogde op z’n hoogst als een jaar of negen. In mijn nieuwe leren schooltas kon ik in de pauzes een dutje doen.

Volgens mijn mentor, dhr. Rijlaarsdam, was ik ‘de kleinste leerling van de school’, een titel die ik niet koesterde. De meeste van mijn klasgenoten waren al aan het doorschieten, met name de meisjes. Ik herinner me een meisje (om redenen van privacy zal ik haar M. noemen, want ze heette Marianne van de Berg) dat er al uitzag als een echte vrouw met een echt voluptueus vrouwenlichaam. Als ik op mijn hoogst sprong, raakte mijn kruin net de onderkant van M.’s imposante boezem. Het was dit meisje – ja hoor, het zal eens niet in dat gekke kleine dingetje genaamd liefde – op wie ik hopeloos verliefd werd.

Mensen die mij kennen als de innemende kalme bejaarde die ik inmiddels ben, zullen verbaasd zijn over het overlevingsmechanisme waarmee ik mij als lilliputter staande probeerde te houden tussen alle reuzen van mijn brugklas: ik had een ongelooflijk grote mond, schreeuwde constant, bemoeide me met alles en ik maakte de hardste grappen. Blijkbaar allemaal eigenschappen die M. wist te waarderen, want – ja hoor, het zal eens niet in dat gekke kleine dingetje genaamd liefde – M. werd ook verliefd op mij. Een wonder waarvan ik het wonderlijke toen niet zag.

De woorden ‘ik ben verliefd’ zijn natuurlijk niet letterlijk zo door haar of mij uitgesproken. We kregen verkering op z’n brugklas’. Na een ingewikkeld systeem van briefjes en overgebriefde boodschappen via derden, ‘gingen’ we plotseling met elkaar. Mij werd via via via overgebracht dat M. ‘op mij’ zou zijn, mits ik dat ook ‘op haar’ was, of andersom. Dat ‘met elkaar gaan’ besloeg overigens niet veel meer dan de feitelijke vaststelling dat we met elkaar gingen. Soms liepen we hand in hand langs de school, wat een behoorlijk idioot beeld moet zijn geweest.

We zijn niet heel lang met elkaar gegaan, M. en ik, wat te maken had met een grote verandering in het leven van mijn vader. Halverwege mijn brugklas kreeg hij een nieuwe baan in een andere provincie, iets dat ook voor mij consequenties had. Ik zou van een oude linkse arbeidersstad verhuizen naar een rechts kakdorp in het Gooi.

Toen M. hoorde dat ik weldra zou vertrekken, maakte ze het uit. Ze had geen zin om haar hart te vergeven aan een hufter die haar toch in de steek zou laten. Liefdesverdriet voelde ik op dat moment eigenlijk nog niet. Dat kwam pas toen M. – nota bene nog voor mijn vertrek naar Soestdijk – het via via via plotseling aankreeg met een of andere lange slungel van 1 meter 62. M. en de slungel begonnen samen rondjes om de school te lopen en in de klas viel het me op dat M. steeds schorder begon te praten. Iedereen die wel eens de zuurscherpe smaak van ludduvvuddu heeft geproefd weet wat er door me moet zijn gegaan, de vernedering, de zelfhaat, het onbegrip. Het was de eerste keer dat ik door dit gevoel werd geplaagd.

De verkering van M. en haar slungel hielp me bij mijn verhuizing naar het Gooi. Wederom was ik de kleinste van school. Mijn nieuwe klasgenoten zagen me voornamelijk als een baby-chimpanseetje dat rechtstreeks uit Afrika was ingevlogen, maar dat deerde allemaal niet. Gelukkig had ik mijn overlevingsmechanisme nog, al duurde het wel een paar jaar voordat dat gekke kleine dingetje genaamd liefde weer toesloeg.