Marie en haar Mari

De Volkskrant, 19 augustus 2008

Omdat we er een paar keer per week komen, noemen we het ons vaste strandje, een ingeslepen kleine baai in de immense Normandische krijtrotsen. Bij vloed is dit een uitgestorven plek met hooguit een paar baigneurs, bij eb komen plaatselijke pêcheurs in de drooggevallen keistranden zoeken naar garnalen en andere eetbare zeekruipers.

In het begin van de vorige eeuw stond in deze inham een sanatorium waar stadskinderen konden genezen van tuberculose, maar dat gebouw is allang verdwenen. Op de restanten heeft men een parkeerterrein en een petanquebaan gelegd, er staan wat seizoenhuizen en links in de rotsen is een hokje uitgehakt. Daar heeft iemand in een onvast kinderlijkhandschrift een bord opgehangen met de tekst ‘Bienvenue Chez Marie’.

Marie, een bejaarde vrouw die immer gekleed gaat in verlopen kleurcombinaties die volgens geen enkele modegril ooit bij elkaar hebben gepast, is de uitbaatster van dit hokje. Ze verkoopt er ijsjes, drank, broodjes en frites. Niet dat ze het heel druk heeft, want daarvoor heeft de baai te weinig aanloop. Wij kopen vaak iets bij haar, in de angst dat ze failliet gaat als we dat niet meer doen.

Terwijl mijn gezin op het strand naar bijzondere keien zocht, heb ik gistermiddag een paar uur op Maries terrasje gezeten. Noem het straattheater of antropologisch veldwerk: het is gefundenes Fressen om te volgen wat er allemaal gebeurt bij zo’n hok.

Marie heeft een man, door ons de Mari van Marie genoemd. Mari ziet eruit als een kruising tussen Louis de Funès en een oude perzik. Hij draagt meestal een hoedje en een bandplooibroek met bretels. Marie en Mari zijn altijd samen, en ze hebben altijd ruzie. Af en toe komt een lokale bewoner even langs om het echtpaar vriendelijk te groeten – mannen met vormloze baarden, vrouwen met vormloze lichamen. Zodra die zijn verdwenen, beginnen de verbale veldslagen weer.

Ik probeerde gisteren te volgen waar hun gekijf over ging, maar hun Normandische dialect klinkt als een plaat van de Beatles die wordt teruggedraaid. Ik geloof dat Marie zich er vooral over opwond dat Mari de flesopener altijd zoek maakt en constant te veel wisselgeld teruggeeft.

Op een gegeven moment stopte er een Nederlander in een SUV die te groot was voor één parkeerplaats. Gehaast liep hij naar Maries barretje. Vingerknippend wees hij in de vriezer tien magnums en een paar cornetto’s aan. Hij wilde ze allemaal hebben. Nu was het pakken van deze bestelling zo gebeurd, maar Mari had vijf minuten nodig om uit te rekenen wat het kostte. Dit duurde de automobilist – in zijn vrije tijd voorzitter van de Nederlandse Vereniging Voor Mannen Met Een Kleine Penis – veel te lang. Hij maakte een gebaar naar Mari of hij niet kon opschieten. Dit moet Mari dusdanig onder druk hebben gezet dat hij een verkeerd bedrag noemde. Althans, in de ogen van Marie. Zij deed het rekenwerk nog eens over en kwam tot een heel andere optelsom.

Inmiddels begonnen de ijsjes goed te smelten, tot ergernis van de SUV-rijder. Hij had intussen zelf uitgerekend wat zijn bestelling moest kosten en schreef dit bedrag op een papiertje. Omdat Marie noch Mari het hiermee eens was, begonnen ze nu alle drie opnieuw te rekenen. Uiteindelijk bleek de Nederlander gelijk te hebben. Hij smeet twee biljetten van 20 euro op de toonbank, waarna Mari zorgvuldig, zeg maar langzaam, het wisselgeld uittelde.

Marie en Mari hebben nog een half uur nageruzied over wie van hen het meest ongelijk had. Ik denk dat ze in hun hart veel van elkaar houden.

Martin Bril keert door ziekte voorlopig niet terug in de Volkskrant. Wel blijft werk van hem verschijnen op internet, zie vk.nl/bril