In dit boek kozen vijftien auteurs iemand die ze bewonderen om zijn of haar moed. De hoofdrolspelers zijn afkomstig uit allerlei windstreken en periodes. Afzonderlijk en gezamenlijk verschaffen de verhalen een bredere kijk op het begrip 'moed'. Ze vormen een verbinding tussen verleden en heden, oudere en jongere generaties, daadkracht van toen en voorvallen van nu die, hoe alledaags ze ogenschijnlijk ook zijn, in moreel opzicht wel knellen.

Moed

By hans, 6 februari 2016

Met een pistool op je gericht [Ronald Giphart]

In mijn studententijd werkte ik als nachtportier in een katholiek ziekenhuis, dat inmiddels is opgeslokt en weggefuseerd. Dat het ziekenhuis ooit door een katholieke orde was gesticht was toen nog te merken aan vele – met name oudere – katholieke werknemers. Een voor mij bepalende nacht uit mijn leven heb ik beschreven in mijn roman Ik omhels je met duizend armen. Net als de hoofdpersoon van dat boek kreeg ik op een nacht bezoek van wat we tegenwoordig ‘een verwarde man’ noemen. Hij was erg mechanisch de hal binnengewandeld en oogde als een creep die onder hypnose de opdracht had gekregen mensen te vermoorden. De man zei emotieloos dat hij suïcidaal was en op het punt om hemzelf of anderen iets aan te doen.

Nu was de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis ’s nachts gesloten, wat ik de man ook meedeelde. Ik had een verplichte cursus ‘omgaan met agressiviteit’ gedaan en bood aan een taxi voor hem te bellen richting het crisiscentrum in de stad. Ik was meelevend en empathisch, precies zoals me dat was geleerd. Nog voor ik was uitgesproken had de man mij beetgepakt en een groot mes op mijn keel gezet. Daar had de cursus geen aandacht aan besteed.

Gedecideerd hield de man het bevreemdend koude staal tegen mijn hals. Ik kan me niet meer herinneren hoe moedig ik op dat moment was, maar herinner me wel hoe ik een minuut later een idioot gesprek voerde met een dienstdoende politieman, die belde omdat ik de alarmknop onder het tafelblad stiekem had ingedrukt. Ik kon de agent niet vertellen dat ik op dat moment drie centimeter van de dood was verwijderd. Later schreef ik dat ik de operateur van de bioscoop aan het eind van de tunnel de filmrol van mijn leven al in de projector zag plaatsen – maar dat was onzin. Ik weet niet meer wat ik dacht en of ik überhaupt iets heb gedacht.

Na verloop van tijd kwam het nachthoofd in de hal, een broeder die vaker met dit soort situaties te maken had gehad, en mij zonder aarzeling en met veel verbaal misbaar ontzette uit mijn benarde situatie. Luidde godslasterlijkheden blaffend pakte de broeder het mes van mijn belager van hem af, terwijl al mijn motorieke systemen nog steeds leken uitgeschakeld. Toen de patiënt die nacht tegen de regels in toch werd opgenomen op de psychiatrische afdeling, kwam er kalmpjes een politiewagen voorrijden met de vraag of alles in orde was.

Ongetwijfeld hebben de broeder en ik na dit incident nagepraat over het mes, de angst, zijn daad van onverschrokkenheid, over het leven, de dood, heldenmoed, het geloof – zoals het nachthoofd en ik samen vele nachten en  vele lege uren te vullen hadden. Zelf kwam ik uit een niet bepaald katholiekvriendelijk milieu, hoewel mijn ouders zich humanisten noemden. Mijn vader maakte er een sport van de draak steken met het katholieke gedachtengoed, iets dat ik van hem ongemerkt zal hebben overgenomen.

Het was tijdens een van die nachten in het ziekenhuis dat ik voor het eerst hoorde over Kardinaal de Jong, de kerkvader die zijn schapen door de oorlog probeerde te loodsen (en naar wie de nabijgelegen Kardinaal de Jongweg was vernoemd). Mijn vader-de-katholiekenvreter was opvallend genoeg over De Jong uitermate positief. ‘Als de Roomse Kerk alleen maar uit types als De Jong had bestaan zou ik er wel begrip voor kunnen hebben,’ zei hij.

Ik heb de verhalen over Jan de Jong vaak aangehoord, en later vaak aangehaald in discussies over heldenmoed en geloof. Al in 1936 publiceerde monseigneur De Jong, toen nog aartsbisschop van het bisdom Utrecht, een herderlijk schrijven waarin het katholieken werd verboden samen te werken met de NSB. De inval van de Duitsers zorgde er niet voor dat De Jong zijn toon matigde, integendeel, hij bleef de bezetter bestrijden waar hij kon.

Toen de Utrechtse studenten Trui van Lier en Jet Berdenis van Berlekom Kindjeshaven opzetten, een crèche die onder andere was bedoeld om Joodse kinderen in veiligheid te brengen (er werden er 150 gered), werd de uiterst gevoelige administratie van deze operatie veilig bewaard in de kluis van het Aartsbisschoppelijk Paleis van Jan de Jong. De Duitsers hebben het nooit aangedurfd om er huiszoeking te doen. Ook onderhield ‘IJzeren Jan’, zoals hij tijdens de oorlog liefkozend werd genoemd, een geheime briefwisseling met de Paus, via een netwerk van oud-studievrienden en familieleden. Hij probeerde zijn baas over te halen krachtiger stelling te nemen tegen de Duitsers.

De Jong steunde in 1941 de Nijmeegse hoogleraar Titus Brandsma, die een brief stuurde aan redacties van katholieke kranten en tijdschriften waarin werd opgeroepen advertenties van de NSB te weigeren. Op 30 december 1941 bespraken De Jong en Brandsma een tocht langs de katholieke dagbladdirecteuren om hun pleidooi kracht bij te zetten. Dit wekte de aandacht van de Duitse Sicherheitsdienststelle abteilung Den Haag, die de afspraken van De Jong en Brandsma bestempeld als wühlarbeit, oftewel werk van de ondergrondse. Aan zijn superieuren schreef de dienstdoende SS-Hauptscharführer Hardeger: ‘Brandsma en aartsbisschop De Jong zijn de drijvende krachten die ons streven, een Duitse beïnvloeding van het Nederlandse volk door middel van de pers, saboteren.’

Een paar jaar voor zijn dood haalde Kardinaal de Jong herinneringen op aan zijn gesprek met Titus Brandsma. ‘Ik vond zijn plan gevaarlijk. Voor hem wel te verstaan. Ik heb hem dus voorgehouden, dat het heel mooi was wat hij wilde, maar dat hij het toch maar liever niet moest doen, omdat de Duitsers er eerder toe zouden overgaan hem te arresteren dan mij. “U hebt gelijk,” heeft Titus toen gezegd. Hij vond het plan van de rondreis zeer belangrijk. Wat kon ik anders doen dan toestemmen?’

Nog geen maand na zijn rondgang werd Brandsma inderdaad gearresteerd, waarna hij in Dachau zwaar werd mishandeld en een dodelijk injectie kreeg. In 1985 verklaarde Paus Johannes Paulus II Brandsma zalig (en in Dachau is inmiddels een straat naar hem vernoemd).

Het risico dat Titus Brandsma liep, liep Jan de Jong ook. In 1941 kon hij de zaken maar met moeite in de hand houden. Nadat hij zijn herderlijke boodschap uit 1936 aan het begin van de oorlog nog een keer had herhaald, besloot de aartsbisschop om in alle Roomse kerken op 3 augustus 1941 een brief te laten voorlezen dat het katholieken niet meer werd toegestaan lid te zijn van door de nazi’s geconfisqueerde katholieke vakbonden en andere maatschappelijke Roomse organisaties. De Duitsers waren faliekant tegen dit voornemen en gaven de monseigneur in de nacht van zaterdag op zondag het bevel de verklaring in te trekken. De Jong weigerde, met gevaar voor eigen leven.

De Duitse autoriteiten durfden het gevecht met de invloedrijke kerkvorst niet aan en lieten het bij een boete van vijfhonderd gulden. Het gevolg van het voorlezen van de brief was dat vele katholieken hun baan verloren en fabrieken stil kwamen te liggen.

Ook een jaar later was er een gevoelige brief die op zondag 21 juli 1942 zou worden voorgelezen in alle Nederlandse kerken. Dit keer ging de boodschap over een telegram van De Jong en leiders van acht protestantse kerkgenootschappen gericht aan de Duitse gezagvoerder Seyss-Inquart. Zij protesteerden scherp tegen de deportaties van joden naar concentratiekampen. Wederom waren de bezetters nicht amüsiert dat deze woorden zou worden voorgelezen. De Nederlandse Hervormde Kerk durfde het na zware druk niet aan, maar de katholieke kerken hielden voet bij stuk. De deportaties werden gehekeld en er werd gebeden voor de Joodse Nederlanders. Op zondag 2 augustus 1942 kwamen de Duitsers met een keiharde represaille: een grote groep tot het katholicisme bekeerde Joden werd gearresteerd en alsnog gedeporteerd. De meesten overleefden de holocaust niet.

IJzeren Jan, die een zwak hart had, viel het zwaar dat zijn principiële houding zoveel gevolgen had. Tijdens de oorlog kreeg hij een beroerte en zijn herstel ging moeizaam. Noodgedwongen liet hij zich vertegenwoordigen door anderen. Na de oorlog werd hij, ondanks zijn slechte gezondheid, door de Paus benoemd tot Kardinaal. Hij was echter niet in staat om naar Rome af te reizen en daar de zogenoemde rode hoed op zijn hoofd te krijgen. Wel werd er voor hem, op 28 februari 1946, een plechtigheid in Utrecht georganiseerd. Daaropvolgend trok er een optocht van de bevolking over de Maliebaan, met een grote menigte en wagens die de aartsbisschop bedankten voor zijn heldenmoed. Er bestaat een foto van een praalwagen met daarop een grote foto van een kardinaal en daaronder de tekst ‘mit dem mann ist nicht zu reden’. Dat was wat de Duitse bevelhebbers letterlijk over hem hadden gezegd.

Een van de vele verhalen die ik in het ziekenhuis over Jan de Jong hoorde krijg ik maar niet geverifieerd en de kans dat het apocrief is, is dan ook groot (al heb ik het wel vaak naverteld). Dit is wat er gebeurd zou zijn. Een delegatie van de Duitsers klopte op een avond aan bij het Bisschoppelijk Paleis aan de Utrechtse Maliebaan met de eis tot huiszoeking. IJzeren Jan zou volgens de overlevering pontificaal in de deuropening zijn gaan staan en hebben gezegd: ‘U mag naar binnen, maar wel over mijn dode lichaam.’ Het getuigt van een ongeëvenaarde staal moed als hij dat ook daadwerkelijk zou hebben gezegd.

Een tijdje terug ging ik met mijn gezin naar het Griekse eiland Zakynthos, om te werken aan het plot van een roman die ik al jaren aan het voorbereiden ben over het Utrechtse studentenverzet (waarin uiteraard ook een rol voor Kindjeshaven en de heldhaftige aartsbisschop). Bij een toeristisch zaakje kocht ik een Engelstalig boekje over de geschiedenis van het eiland. Eén episode raakte me zeer en deed me direct denken aan Jan de Jong en zijn heldhaftigheid.

Toen het eiland na de oorlog, in 1953, werd getroffen door een aardbeving die erg veel schade aanrichtte, kwam de eerste boot met hulpgoederen uit Israël. Bij de goederen zat een bericht. ‘De Joden uit Zakynthos zijn nooit vergeten wat de geliefde burgemeester en bisschop voor ons hebben gedaan.’

Dat zat zo. In Griekenland heeft ongeveer 81% van de Joodse bevolking (circa 60.000 zielen) de Tweede Wereldoorlog niet overleefd. Dit staat in sterk contrast met Zakynthos, waar dat percentage lag op 0%. Alle 275 Joden die op het eiland woonden overleefden de Holocaust.

De burgemeester van het eiland, een man genaamd Loukas Carrer, moest in 1944 de Duitse bezettingsmacht een lijst overhandigen met de namen van alle Joden op het eiland. Hij weigerde dit en kreeg een pistool op zich gericht. Wie weerstaat de dwingende kracht van een pistool?

Zuchtend gaf de burgemeester de Duitsers de lijst met de namen van de Joden. Die lijst was opgesteld door de plaatselijke geestelijke, bisschop Chrysostomos, die ook aanwezig was. De Duitse bevelhebber nam de lijst aan en begon te bestuderen wie hij kon afvoeren. Tot zijn verbijstering prijkten er op de lijst maar twee namen: die van Carrer en die van Chrysostomos.

‘Dit zijn de Joden van het eiland,’ zei de Bisschop.

Ondertussen waren alle andere Joden ondergebracht en verspreid over het eiland. Iedereen op Zakynthos wist hiervan of had hieraan meegewerkt. De Duitsers durfden het niet aan zowel de Burgemeester als de bisschop te executeren en lieten het er schoorvoetend bij zitten. En zo overleefden alle Joden van Zakynthos de oorlog. Een ongekende daad van moed en onverschrokkenheid.

Eind.

Moed is van alle tijden en alle plaatsen en speelt zich af in alle kringen. Hoe komt het dat de ene mens zich opoffert en de andere wegduikt? Hoe belangrijk zijn moedige mensen voor een samenleving? Wat kunnen we van ze leren? In dit boek kozen vijftien auteurs iemand die ze bewonderen om zijn of haar moed. De hoofdrolspelers zijn afkomstig uit allerlei windstreken en periodes.

Afzonderlijk en gezamenlijk verschaffen de verhalen een bredere kijk op het begrip ‘moed’. Ze vormen een verbinding tussen verleden en heden, oudere en jongere generaties, daadkracht van toen en voorvallen van nu die, hoe alledaags ze ogenschijnlijk ook zijn, in moreel opzicht wel knellen. Waar het uiteindelijk om gaat, is het belang van Zivilcourage, van bewuste mensen die in beslissende situaties durven te kiezen. En daarmee aantonen dat medemenselijkheid niet te onderdrukken valt.

Moed verschijnt ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van Nationaal Monument Kamp Vught. Kamp Vught was tijdens de Tweede Wereldoorlog het enige SS-concentratiekamp buiten het toenmalige Derde Rijk. Het was niet alleen een doorgangskamp voor vervolgde joden, maar werd ook gebruikt om een grote groep verzetsstrijders, gijzelaars en politieke gevangenen op te sluiten. Gewone mensen, die het vanzelfsprekend vonden dat ze onder ongewone omstandigheden bijzondere dingen deden.

Titel: Moed

Subtitel: verhalen van gewone mensen in ongewone omstandigheden

Onder redactie van: Jeroen van den Eijnde, Clemens-Graafsma en Kees Schuyt

ISBN10: 946003084X
ISBN13: 9789460030840

NUR: 680

Jaar: januari 2016

Druk: 1ste

Uitgever: Balans

Omslagontwerp: Bas Smidt

Omslagillustratie: Getty Images / David Malan

Boekverzorging: Studio Cursief, Amsterdam

Druk: Bariet, Steenwijk

Pagina’s: 256

Pagina’s Giphart: 67 t/m 73

Afmetingen: 23 x 216 x 136 mm
Gewicht: 328 gram

Type: Paperback

Inhoud:

  • Voorwoord. Daadkracht op het juiste moment
  • Ongehoorde moed – Sanne van Heijst – August Landmesser en Gustav Wegert – 1936
  • De schaal van Cleveringa – Maarten Asscher – Twee juristen en hun geweten – 1940
  • De vrijheid van Sophie Scholl – Mijke Pol – Die Weiße Rose – 1942/1943
  • Met een pistool op je gericht – Ronald Giphart – Kardinaal Jan de Jong – 1942/1943
  • Moedige rechters – Ybo Buruma – Leeuwarden – 1943
  • Moedige mensen – Marieke Meeuwenoord – Non Verstegen, barak 23B en het bunkerdrama – 1944
  • De onverzettelijke landmeter – Ad van Liempt – Joop Hollebrands – 1943/45
  • ‘Ik heb altijd geweten wat ik waagde’ – Tony van der Meulen – Gerrit Jan van der Veen – 1944
  • Tot moedig handelen voorbereid – Kees Schuyt – Rosa Parks – 1955
  • Morele moed in tijden van oorlog – Jeroen van den Eijnde – Hugh Thompson en My Lai – 1968
  • Het geweld van de liefde – Sheila Sitalsing – Bisschop Óscar Romeo – 1980
  • De oorlogsheld die zweeg – Louis Hoeks – Nicolas Winton – 1938, 1988
  • Wat kenmerkt moedige mensen? – Alexander Rinnooy Kan – De Tankman op het Tiananmenplein – 1989
  • De rug recht houden – Jan Tromp – Burgermeester in vredestijd, en andere weerbaren – 2014
  • De strijd tegen ebola – Clemens Graafsma – Dr. Sheik Humarr Khan – 2014
  • Over de auteurs