Moederboeken

AD Magazine, Zaterdag 9 & zondag 10 mei 2020.

Op ons verzoek leidt schrijver en veellezer Ronald Giphart ons de komende tijd door zijn boekenkast. Deze week vijf boeken die draaien om de eerste vrouw in ons leven.

Brief aan mijn moeder – Ischa Meijer

Moeder, het kost moeite mij tot U te richten; ik kan me niet herinneren dat er tussen ons een vertrouwelijke band bestaan heeft.’ Dit is de eerste zin van een boek dat Ischa Meijer (1943-1995) in 1974 publiceerde. Meijer had een getroebleerde relatie met zijn ouders. Een paar maanden na zijn geboorte werd hij met zijn gezin gedeporteerd naar Westerbork en later naar concentratiekamp Bergen-Belsen.

Ondanks de verschrikkingen overleefden de Meijers de ‘oorlog, maar de wonden waren zo diep dat het onmogelijk was erover te spreken. Door de problematische verhoudingen binnen het gezin ontstond een breuk die nooit meer zou worden geheeld.

Het boek waarmee Meijer debuteerde zal daaraan niet hebben bijgedragen. De brief aan zijn moeder is het schokkende, ontluisterende relaas van een tweedegeneratieslachtoffer. De jonge Ischa werd vernederd door zijn ouders en voelde nooit enige liefde of genegenheid. Tekenend is dat zijn moeder hem ‘een miskraam’ noemde.

Meijers brief is niet dik, telt slechts honderd bladzijden, en is opgenomen in de onlangs verschenen verzamelbundel Zó, en niet anders. Connie Palmen, die tot Meijers dood in 1995 een liefdesrelatie met hem had, noemde zijn brief in het voorwoord van deze bundel ‘een daad van ongehoorde moed’. Zo leest het inderdaad wel.

Sprakeloos – Tom Lanoye

In Een slagerszoon met een brilletje (1985), de debuutverhalenbundel van de Vlaamse schrijver Tom Lanoye (61), heeft de moeder van de schrijver een droom. Daarin vertelt ze haar zoon dat hij geen slager hoeft te worden, maar later alles mag doen wat hij wil.

Bijna 25 jaar na zijn debuut schreef Lanoye een hele roman over zijn flamboyante moeder, de slagersvrouw en amateuractrice Iosée Verbeke. Dit deed hij overigens nadat zijn vader was gestorven, want pas toen lukte het hem vrijuit over haar aftakeling te vertellen. Lanoye beschrijft hoe hij vanuit zijn verblijfplaats Kaapstad naar België reist omdat zijn moeder niet goed is geworden. Lanoye vermoedt dat ze zich weer eens aan het aanstellen is (‘altijd weer is het opera’), maar in het ziekenhuis ziet hij hoe zijn moeder erbij ligt: ze heeft haar leven lang gepraat, maar na een beroerte komt ze niet meer uit haar woorden. En daarmee verliest ze ook haar waardigheid.

Zijn moeder was niet altijd de aardigste. Zo reageerde ze ronduit kwetsend en hardvochtig op de coming out van haar zoon.

Toch beschrijft Lanoye met zowel liefdevol mededogen als geërgerde afstandelijkheid in één lange typerende geëxalteerde spraakwaterval het leven van zijn moeder: rauw, warrig, scherp, vrolijk, hilarisch, soms hartverscheurend.

Mama Tandoori – Ernest van der Kwast

De Rotterdamse schrijver Ernest van der Kwast (19812089) is een fenomeen. Al op jeugdige leeftijd ontpopte hij zich tot een schrijver met een authentieke toon en een onnavolgbaar gevoel voor humor.Zijn eerste drie romans publiceerde hij onder steeds wisselende pseudoniemen, tot hij in 2010 een boek onder zijn eigen naam uitbracht, met een naar hem vernoemde verteller.

Deze Ernest vertelt aanstekelijk over Veena Ahluwalia, een stereotype Indiase ‘mama Tandoori’, die trouwt met een Nederlandse aankomend arts.

Mama Tandoori hanteert het motto ‘gratis is goed’ en manipuleert haar omgeving en iedereen die ze tegenkomt. Haar arm is vergroeid met haar deegroller, een keukenvoorwerp dat ze ook gebruikt om om zich heen te meppen.

Van der Kwast laat zijn lezers onbedaarlijk lachen om de strapatsen van zijn Indiase moeder, die bijvoorbeeld een lading kattenvoer koopt omdat die in de aanbieding is, ondanks het feit dat het gezin geen kat heeft, maar een cavia (die het voer weigert te eten).

Aandoenlijk en zelfs aangrijpend zijn de verhalen over Ernests oudste broer Ashirwad, die geestelijk gehandicapt blijkt, waardoor alle dromen die zijn moeder op hem projecteerde vervlogen.

Luim en ernst, in een prachtig portret van een van de opmerkelijkste moeders uit de Nederlandse literatuur.

Ik kom terug – Adriaan van Dis

Een dode moet licht reizen.’ Dit zegt de bijna honderdjarige Marie in Ik kom terug, een roman die Adriaan van Dis (73) in 2015 publiceerde over een moeder die veel weg had van de zijne. De Marie uit zijn boek bedoelt dat ze nog een paar belangrijke verhalen aan haar zoon wil vertellen voor ze sterft.

Alleen heeft ze geen goed contact met hem, en dat heeft ze eigenlijk ook nooit gehad. Ze verloor haar eigen moeder toen ze drie was en leerde nooit om haar eigen kinderen liefdevol te behandelen.

Adriaan begint, aanvankelijk schoorvoetend maar gaandeweg met steeds meer compassie, vanuit zijn woonplaats Parijs naar Nederland te komen om met haar te praten. Moeder en zoon sluiten een deal: eindelijk vertelt zij hem over haar leven, in ruil voor een pil die haar zachtjes zal laten wegglijden uit het leven.

Het doet er in Ik kom terug niet toe wat er waar is,wat Marie echt heeft meegemaakt en wat Van Dis daarover met zijn lezers deelt. Uiteindelijk draait het boek om een naar liefde hunkerende zoon en een getraumatiseerde moeder, die geslagen is door het leven en nooit oog voor hem en zijn leed heeft gehad. Van Dis luistert aanvankelijk met afstandelijkheid naar haar verhalen, bespot en beschimpt haar zo nu en dan, maar voelt uiteindelijk toch empathie.

Moedervlekken – Arnon Grunberg

Hannelore Grünberg-Klein (1927-2015)heeft altijd een grote rol gespeeld in zowel het leven als het werk van schrijver Arnon Grunberg (49). Toen zij in 2010 ernstig ziek werd, nam hij een deel van de verzorging op zich. In 2014 trok hij, op z’n 43ste, zelfs bij haar in. Niet alleen om haar bij te staan, maar ook als research voor wat hij aankondigde als ‘zijn grote moederboek’. Ondertussen werden moeder en zoon gefilmd voor de documentaire Moeder & Grunberg die werd uitgezonden in het jaar dat Hannelore overleed.

Dat jaar verscheen ook Moedervlekken, de beloofde roman, maar Grunberg zou Grunberg niet zijn als hij niet een compleet atypisch moederboek zou schrijven, met een absurde wending.

Moedervlekken heeft een hoofdpersonage dat alleen in de verhalen van Grunberg kan voorkomen: de psychiater Otto Kadoke. Deze gescheiden en kinderloze man is werkzaam in de suïcidepreventie en moet dus voorkomen dat mensen zichzelf iets aandoen. Hij is zeer gehecht aan zijn oude Jiddische mamma, die wordt verzorgd door twee illegale Nepalese verpleegsters. Als Otto op een dag een van de vrouwen naakt ziet, vergrijpt hij zich aan haar, waarna alles op scherp wordt gezet en de lezer wordt meegenomen op een meeslepende, ontluisterende en bij vlagen ontroerende reis door het Grunbergiaans universum.