Moeten we Sinterklazen in de gaten houden?

Algemeen Dagblad, 15 november 2005

Zaterdag kwam de harige filantroop uit Madrid per boot aan in Utrecht, wat door mijn kinderen werd aanschouwd vanuit ons platbodempje.

Op vijftig meter afstand kon mijn zoon (een nuchtere maar volhardende believer van zeven) perfect zien dat de Utrechtse Sint niet meer dan een bijbeunende hulpkracht kon zijn, want deze man had geen golvende baard zoals Sinterklaas Van der Vlugt.

Gisteren schreef collega Goos op deze plek: “Maar Sint kwam niet naar Luang Prabang. Hij ging naar Sneek. En dat is nog even lastig te bevatten.” Ik denk dat Goossens bij terugkomst het nieuws over de Utrechtse leraar en voetbaltrainer Joop Lith ook moeilijk zal kunnen bevatten. Op de borrel na de aankomst van de hulp-Vlugt waren Liths zelfmoord, zijn zes kinderverkrachtingen en vooral zijn moord op de 11-jarige Arthur Ghurahoo zowat het enige gespreksonderwerp onder de ouders. Veel woede, ongeloof, medeleven met de families Ghurahoo en ook Lith.

“Zou Lith ooit Sinterklaas zijn geweest?,” vroeg iemand en een ander poneerde: “Ik vind een volwassen man, die zich in zijn vrije tijd op wat voor manier dan ook bezighoudt met kinderen, op voorhand verdacht. Voetbaltrainers, scoutleiders, zwemcoaches: allemaal moeten ze extra in de gaten worden gehouden. Daar horen Sinterklazen ook bij.”

De discussie die op deze stelling volgde duurde lang, maakte veel los, maar had geen uitkomst.