Nachtmis

De Volkskrant, 24 december 2011

Afgelopen donderdag riep het CDA-Kamerlid Ormel op Radio 1 alle Nederlanders op vanavond vooral naar de kerk te gaan. ‘Nederland is een van oudsher christelijk land en door naar de kerk te gaan bevestigt u onze typisch Nederlands-christelijke identiteit’, zei hij. Jammer dat mijn vader – verstokt Radio 1-luisteraar – dit niet meer heeft mogen horen. Mijn vader was een liefdevolle humanist, behalve rond de kerstdagen, want dan werd hij overvallen door een atheïstische woede. Omdat mijn progressieve moeder niet wilde dat mijn zus en ik sociaal-gedepriveerd zouden opgroeien, vierden we met het gezin een ‘links kerstfeest’. Een luguber experiment.

Dan kocht mijn moeder de meeste zielige door het grootkapitaal gefnuikte naaldboom die ze kon vinden. Terwijl zij die versierde met gekleurde touwtjes, beschilderde walnoten, ingekeepte mandarijntjes en een winterpeen als piek, verlekkerde ik mij handenwringend aan de jaarlijkse tirade die mijn vader afstak tegen kerststerren, kunstsneeuw, dennentakken, kerstmuziek, kersttelevisie en de bezoekers van de nachtmis op Kerstavond. Dankzij deze indoctrinatie heb ik een levenslange aversie tegen Kerst gehouden.

Zo heb ik er nooit naar getaald om naar een dienst of mis op Kerstnacht te gaan, in tegenstelling tot veel vrienden en familieleden. Sommigen van hen deden dit als practicaI joke (‘campmis’), anderen vanwege de kneuterige gezelligheid en saamhorigheid (‘kitchmis’). Van internet begreep ik dat de schattingen van de bezoekersaantallen van de kerstnachtdienst liggen tussen de 2 en 4,5 miljoen Nederlanders. Dat is beduidend meer dan de aandoenlijke driehonderdduizend bejaarden die op normale zondagen naar de kerk rollatoren.

Waar komt die massale kerkgang op Kerstavond vandaan? Ik hoor een echo van mijn vader. Het hele jaar trekken de kerstkerkgangers zich van God noch gebod iets aan, ze masturberen, frauderen, manipuleren en hoereren 364 dagen dat het een aard heeft, maar toch gaan ze op 24 december naar een uitpuilende kerk om met hun meest devote gezicht plaats te nemen op de voorste rijen, waar ze op bijna Noord-Koreaanse wijze de geboorte van het kindeke Jezus bejammeren. Waarschijnlijk smaakt het gourmetten de volgende dag daarmee een stuk aangenamer.

En wat voor een farizeeërs zijn de priesters die deze kerstdienst-toeristen toelaten? Ik zou de bezoekers die nooit naar mijn feestjes komen op Kerstavond uitfoeteren en wegjagen, maar de kerken zijn juist verheugd over de aandacht van de trouweloze zondaars. ‘Welkom thuis’ is de slogan waarmee de verloren schaapjes worden begroet. Blij dat hun kerkbanken eindelijk weer eens zijn gevuld, trakteren de hypocriete geestelijken de meute opportunistische evangelische Jellow-travelIers op een ‘aangepast programma’, bestaande uit het zingen van kerstliedjes en de ludieke uitbeelding van het verhaal van Jozef en Maria.

En over hypocriet gesproken: wat zijn dat voor bezoekers die zich op Kerstavond willen laten toespreken door vertegenwoordigers van de grootste gelegitimeerde pederastenvereniging ter wereld? Al die argeloze, onbeschermde kindekes die decennialang zijn misbruikt door dezelfde mensen die op Kerstavond de kerstgedachte prediken.

Ik ben benieuwd hoe het er vanavond aan toe zal gaan in al die kerken, met die geile baby in die uitnodigende kribbe. De rest van het jaar ben ik een liefdevolle humanist, maar rond deze dagen hervoel ik de woede van mijn vader. De hel, dat is ‘de Nederlands-christelijke identiteit’ op Kerstavond.