Nederlands Caféleven, Een Tijdloos Beeld In Foto's En Verhalen is een verzamelbundel uit 1998, samengesteld door Jan Bartelsman en met bijdragen van Willem Elsschot, Ben Ten Holter, Ijf Blokker, Bart Chabot, Fanta Voogd, Simon Carmiggelt, Herman Pieter De Boer, Martin Bril, Jan Boerstoel, Joost Zwagerman, Ronald Giphart, Ischa Meijer, Connie Palmen, Pierre Wind, Yvonne Van Osch, Louis Ferron, Jan Eilander, Jos Jagers, Kristian Kanstadt.

Nederlands Caféleven

By hans, 4 juni 2014

Het allerleukste café van Nederland [Ronald Giphart]

Bij de meeste schrijvers ligt de kiem van hun schrijverschap in een ongelukkige jeugd, bij mij echter in de 27ste april 1988, ’s avonds vanaf een uur of acht. De Utrechtse Vereniging van Studenten Nederlands (STAV) had een publiekelijk interview georganiseerd met de jonge schrijver Joost Zwagerman, die toen de allerjongste schrijver van Nederland was en ook nog ons grote voorbeeld. Ik ben een tijdje verschrikkelijk geil geweest op debutanten en jonge schrijvers, maar dat is dus enorm frustrerend in dit land, want er is hier, Amerikaanse lezers, jarenlang een wet geweest dat debutanten ouder moesten zijn dan vijfendertig jaar en debuten uitsluitend over kinderjaren mochten gaan, of over de tijd dat schrijvers nog wel konden klaarkomen. Met Joost Zwagerman kwam hier een einde aan. Die kwam nog gewoon uit zichzelf klaar. Wij (Monk, Thijm en ik) waren verliefd op Joost Zwagerman, eerlijk, wij verdedigden hem en zijn werk tegenover generaties versufte neerlandici en NRC-lezers. (Net als we overigens Herman Brusselmans en Tom Lanoye verdedigden, maar dit terzijde.) (Net als we overigens Jeroen Brouwers verdedigden, maar dit helemaal terzijde.) Joost Zwagerman werd geïnterviewd door Mariëlle Osté (die later over gigolo’s ging schrijven). De ambiance was café Zeezicht en er waren ongeveer vijftig studenten. We hadden ons er veel van voorgesteld, van het publiek bedoel ik. We waren van plan na afloop van het interview alle jonge literatuur-die-hards te verzamelen en Een Nieuwe Stroming op te richten. Dat viel vies tegen. Zoals je aan sommige meisjes gewoon kunt zien dat ze lekker kunnen vrijen, zo kun je aan sommige mensen gewoon zien dat ze niets van literatuur begrijpen, laat staan dat ze kunnen schrijven. We vonden niemand voor onze stroming, maar dat hoefde op een gegeven moment trouwens ook helemaal niet meer.

Zij kwam binnen. Zij, die in onze persoonlijke mythologisering van de werkelijkheid voortleeft als het Zigeunerinnemeisje. De wereld veranderde. Ademloos zaten wij alle drie naar het meisje te kijken. Ze had ravenzwart, wild krullend haar, grote lichtloenzende ogen, ze droeg een baseballjack en een strakke spijkerbroek met gaten. Nu is het zo dat literaire avonden per definitie nooit bezocht worden door de vrouwen die de literatuur zo hebben geïnspireerd, en dat maakte de mythe van dit meisje alleen maar mooier.

De avond begon en Joost was weergaloos. Je denkt misschien dat ik dit niet meen omdat schrijvers elkaar in de Nederlandse literatuur nu eenmaal alleen maar uiterst kinderachtig horen te bevechten, beschimpen of te beroddelen, maar ik was echt onder de indruk. Zoveel Vuur! Zoveel Oprechte Boosheid! Zoveel Jongehonderige Energie! In de pauze gebeurde waar we de nachten daarvoor van in ons bed hadden geplast. We gingen zo dicht mogelijk in de buurt van Joost staan, en Joost (die met iedereen had kunnen praten) deed niet lullig en praatte met ons. Hij had het over een nieuwe dichtersstroming die op het punt stond Nederland te veroveren: de Maximalen (onmiddellijk waren wij “Maximaal”), hij vertelde over jonge Amerikaanse schrijvers: de Bratpack-generatie (onmiddellijk waren wij “jonge Amerikaanse schrijver”!, en toen het college Joost begon te vervelen bestelde hij ons iets te drinken (“deze glazen zullen we nooit meer wassen!”). Aan de bar zat het Zigeunerinnemeisje. Joost en zij keken elkaar aan, alleen maar aan.

Meteen na de pauze mocht het publiek zich mengen in het gesprek. De vragen werden er niet beter op. Ook het Zigeunerinnemeisje waagde het een vraag te stellen. Ik hoorde wat ze vroeg, maar de inhoud ging gelukkig langs me heen: ze had een hese stem. Joost beantwoordde de vraag, maar het Zigeunerinnemeisje koos de aanval. Er ontstond een pittige discussie. Monk boog zich naar me toe en fluisterde: “Je hoeft geen mensenkenner te zijn om te zien dat dit neuken wordt”. Maar dat was natuurlijk een grapje. Na afloop geschiedde wat iedereen had gehoopt: de held van de avond bleef nog even hangen. Als discipelen schaarden wij ons aan zijn zijde. Joost schold op de dichter Tom van Deel en vertelde dat hij die eens in de verte had zien lopen en toen maar achter een boom was gaan staan om Tom niet in elkaar te slaan. Wij stonden perplex. Nog nooit hadden wij iemand zo over literatuur horen praten. Iemand in elkaar slaan. Wij wisten helemaal niet dat dat kon, in de literatuur.

Maar goed, intussen voelde ik voor het Zigeunerinnemeisje een grote genegenheid opbloeien (zo noem ik dat altijd). Het Zigeunerinnemeisje zat aan de bar met haar begeleidster, die voor de verandering nu eens niet lelijk was. Dat meisje had kort grappig haar en ze werd Pino genoemd. Thijm, Monk en ik probeerden zo dicht mogelijk bij de meisjes te gaan staan, terwijl Mariëlle Osté afscheid van Joost nam. Ik raakte in gesprek met het Zigeunerinnemeisje. Ze heette Charlie. Een beetje fataal was ze, maar toch ook wel erg lief. Toen maakte ik een beginnersfout: ik ging naar de wc.

Naar de wc gaan is een beetje sterven. Het blijkt iedere keer weer, en overal, dat het zonder jou ook gewoon gezellig is. Toen ik terugkwam, hadden de jongens van de organisatie zich over Pino ontfermd, praatten Monk en Thijm (alsof ze dat ooit eerder gedaan hadden) over Nederlandse dichters en zat Charlie in een uiterst intiem gesprek met Joost. Met Joost? met Joost, Aan de bar, zij aan zij, been tegen been. Ik stond erbij, ik keek ernaar. Het gesprek ging niet over literatuur.

En plotseling was alles afgelopen. Iemand draaide de lichten feller en een barman haalde een natte spons over de bar. Het was Joost die een stelling poneerde, de stelling waar hij zou blijven slapen die avond. De jongens van de organisatie begonnen om het hardst te roepen dat “everything had been taken care of“, maar Charlie nam Joost even apart en na een korte groetronde verdwenen ze samen. Joost ging weg met onze Charlie aan zijn zijde. Dat was even slikken.

Later zaten we op de kamer bij Thijm, bedroefd ende verslagen. We dronken Chivas. Die Amsterdammer ging weg met Charlie. Godderdomme. Jarenlang geluld over de vraag wat (goede) literatuur is. Jarenlang tot bijna vechtens toe gediscussieerd over de vraag waarom schrijvers schrijven. Jarenlang geschreven zoals iedereen altijd maar schrijft, en dicht, en dagboekt, en brieft, en gevoelens op papier zet, en “alleen voor zichzelf” leuke tekstjes maakt en “ooit nog wel eens een boek wil schrijven”. Jarenlang gedacht dat het Mysterie der literatuur onontrafelbaar was, en op zijn minst erg hoogstaand.

Terwijl het allemaal zo simpel bleek. Het moment waarop Joost en Charlie samen café Zeezicht verlieten, brak er iets. Dat was het puntje, het paaltje, de druppel, de emmer. Voor mezelf was het op dat moment geen vraag meer waarom ik wil doen wat ik wil doen. Als schrijver zijn betekende dat jonge stoere meisjes na afloop van een literaire avond met je meegingen, dan was ik vanaf dat moment schrijver.

Eind.

Voor slechts zeer weinig Nederlanders is het café een onbekend begrip. Iedereen bezoekt wel eens zo’n lokaliteit. Het motief mag dan voor een ieder anders zijn, gewild of ongewild maakt iedere cafébezoeker deel uit van wat wij caféleven hebben genoemd..

Een rijke collectie subtiele ingekleurde foto’s geeft een veelzijdig beeld van wat er zoal leeft in Nederlands bekendere cafés.

Daarnaast zijn er in dit boek van onze betere auteurs een aantal verhalen verzameld, waarin het café een prominente rol vervult.

Beide ingrediënten samen maken dat ‘Nederlands Caféleven‘ inderdaad een pakkend beeld schetst van de Nederlander en zijn café.

Titel: Nederlands Caféleven

Sub Titel: Een Tijdloos Beeld In Foto’s En Verhalen

ISBN: 9074108199

NUGI: 644

Jaar: 1998

Druk: 1ste

Fotografie: Fotostudio Jan Bartelsman BV, Wervershoof, (Jan Bartelsman, Erik Bongue, Barbara Baving, Mike Boissevain, Kees Faber, Cees Nouwens, Frithjof Swanenburg, Bea Tamminga en Robbert Wethmar)

Ontwerp: Richard Pollé, Ruparo, Amsterdam

Druk: Drukkerij S.J.P. Bakker bv, Badhoevedorp

Uitgever: Fotostudio Jan Bartelsman BV www.bartelsman.nl

Met dank aan: Linda Terrink en Thijs van Wijngaarden

Pagina’s: 152

Pagina’s Giphart: 74 – 75

Afmetingen: 25 x 25 x 2 cm

Type: Hardcover

Inhoud:

  • Jan Bartelsman – Voorwoord
  • Willem Elsschot – De ontmoeting
  • Ben ten Holter – De geschiedenis van het café
  • IJf Blokker – Heren die het zo goed weten
  • Bart Chabot – Frisse lucht
  • Fanta Voogd – Het Achtercafé
  • Simon Carmiggelt – Water
  • Herman Pieter de Boer – Tillen en kantelen
  • Martin Bril – Mysterie
  • Jan Boerstoel – Filosofie
  • Jan Boerstoel – Natuurliefhebber
  • Jan Boerstoel – Spreekwoord
  • Joost Zwagerman – White Palace
  • Ronald Giphart – Het allerleukste café van Nederland
  • Ischa Meijer – Stom
  • Connie Palmen – Afspraak
  • Pierre Wind – De zwarte ruiter
  • Yvonne van Osch – Het caféleven
  • Louis Ferron – Uit: Een aap in de wolken
  • Jan Eilander – Drinken dronken / Trio bier
  • Jos Jagers – Aan die Amsterdamse grachten
  • Kristian Kanstadt – Off guard