Nieuwe ronde nieuwe kansen

Vara Gids 27/28, 6-19 juli 2019

De Tour de France kent vele volgers. Schrijver Ronald Giphart rekent zichzelf daar ook toe. Maar een kenner? ‘Ik weet nu al niet meer wie de Tour van vorig jaar won.’

Al sinds de lagere school volg ik de Tour de France, jarenlang keek ik de wielerwedstrijd met mijn vader, tegenwoordig kijken mijn vrouw en ik zo mogelijk elke etappe, drie keer heb ik als gast van de NOS een wedstrijddag van de Tour mogen meemaken, elk jaar koop ik trouw alle tijdschriften over de Tour, ik heb drie verschillende Tour-apps op mijn mobiele telefoon, twee keer kwam de Tour rakelings langs mijn woning (één keer in Utrecht en één keer in het Normandische Sassetot-le- Mauconduit) – en toch kan ik gerust beweren dat ik nog steeds bijna niets van de Tour heb opgestoken.

Er zijn verschillende soorten kijkers naar de Tour de France. Je hebt een groep zogenoemde Tourautisten, oftewel wielerliefhebbers die alle ploegen, alle renners en alle etappes ter wereld ooit gereden uit hun hoofd kennen. Een Tourautist weet zonder te googlen wie er in 2011 de rit won van Issoire naar Saint-Flour (wie dit nu ook wil weten, moet zelf het even nazoeken). Naast de Tourautisten zijn er Tourvolgers, die minder nutteloze feitjes kunnen opdissen van het roemruchte verleden, maar wel goed inschatten welke ploegen wanneer zullen aanvallen, wie er ‘goede benen’ heeft en welke ploeg gaat azen op het bolletjesklassement. Tourvolgers lezen de columns van Thijs Zonneveld, zonder zich ook maar één moment af te vragen: waar gaat dit eigenlijk over? Een variant op deze categorie zijn de Nederlandse Tourvolgers: lieden die zich vooral richten op de prestaties van landgenoten.

De vierde categorie zijn de Tourromantici, mensen die ooit de Tour nauwgezet volgden, maar zijn blijven hangen in het roemruchte verleden. We noemen deze categorie ook: liefhebbers met het Syndroom van Mart Smeets. ‘De wielerklassieker E3 Harelbeke werd in 1980 gewonnen door Jan Raas, maar wat weinig mensen weten was dat op de Taaienberg de moeder van Gervaas Vandenbroekespauwe, die uitkwam voor de Rollebolleploeg van de illustere ploegbaas Matsijs Godewaersvelde, zelf winnaar van de bergetappe in de Omrit van het Volk in 1958, een verhouding kreeg met Armand Hombroecks, de legendarische mechaniker van de Zingende Frietkot Ploeg.’

Een afgeleide van deze groep is de zogenoemde Intellectuele Tourkijker, die diep in zijn hart wielrennen eigenlijk een volks, katholiek tijdverdrijf vindt, maar heeft geleerd correlaties te leggen met Franse literatuur, filosofie en Italiaans design, om zodoende cachet aan zijn kijkgedrag te geven, en er zelfs trots op te zijn. Een zesde groep Tourkijkers zijn de Kasteeladepten, oftewel lieden die het prima vinden als er af en toe wielrenners door het beeld razen, maar die het eigenlijk veel meer gaat om mooie plaatjes, landschappen, chateaus langs de route en helikopterbeelden van rivieren, dorpen en ander Frans schoon. Ik weet dat veel van dit soort kijkers zich dusdanig door een bepaald gebied kunnen laten begeesteren dat ze het jaar erop hun vakantiebestemming aanpassen.

Voorts is er een vrij grote groep Tourslapers: mensen die het heerlijk vinden om aan het einde van de middag een klein dutje te doen met het zalvende geluid van het voortrazende peloton en de zoetgevooisde stemmen van hetzij Maarten Ducrot en Herbert Dijkstra, hetzij Michel Wuyts en José De Cauwer op de achtergrond, om zo tegen het naderen van de eindstreep wakker te worden en nog net de finale mee te maken. Mijn vrouw hoort tot deze verzameling (en ik soms ook).

En tot slot is de groep waartoe ik grotendeels behoor: de geïnteresseerde, doch totaal niet onderlegde Tourleken, lieden zonder al te veel kennis, geheugen en tactisch inzicht, maar met liefde voor sport en verhalen. Elk jaar storten zij zich op de Ronde, om er het jaar erop achter te komen dat ze verdomt weinig van het jaar ervoor hebben opgestoken, al hebben ze genoten.

‘Hoe heette de winnaar van vorig jaar?’ vroeg ik aan mijn vrouw, voordat ik aan dit artikel begon. Het was een strikvraag, want ik had het zelf ook moeten nakijken, terwijl ik vorig jaar wel degelijk vrijwel alle etappes heb gezien en zelfs een dag naar Frankrijk ben gevlogen om het heuvelige parcours tussen Brest en de Mûr-de-Bretagne live mee te maken (vraag me niet wie de winnaar was).

‘Eh…’

Mijn vrouw zocht stotterend naar het antwoord op mijn vraag. ‘Die ploeggenoot van Froome, ik ben zijn naam even kwijt. We hebben nota bene naar zijn huldiging zitten kijken.’

Geraint Thomas heette de winnaar van 2018, een renner die in de jaren daarvoor nooit hoger was geëindigd dan de 15de plaats in de Tour. Geraint Thomas, onthoud die naam. De kans is aannemelijk dat deze Engelse renner dit jaar weer een gooi naar de winst gaat doen, want zijn ploeggenoot, belangrijkste rivaal en viervoudig Tourwinnaar Chris Froome kwam hard ten val bij een verkenning van een rit in het Critérium du Dauphiné, een wedstrijd die renners gebruiken om hun vorm voor de Tour te testen. Hard ten val is een understatement.

Terwijl ik dit schrijf, ligt Froome nog steeds op de intensive care van het universitair ziekenhuis in Saint-Etienne, nadat hij aan zijn val een gebroken dijbeen, een gebroken elleboog en gebroken ribben overhield. Zojuist postte hij – door velen al dan niet liefkozend Froomey of Vroem genoemd – op zijn Twitteraccount een foto vanaf zijn ziekenhuisbed met de mededeling ‘On the road to recovery’. We hopen het met hem.

Froome’s ongeluk geeft de Tour de France 2019 nu al een opmerkelijk, zo niet vervelend begin, al was het maar omdat velen – mijn vrouw incluis – nogal een behoorlijk hekel aan hem hebben, met zijn enge mechanische tred en even inspiratieloze als a-romantische wetenschappelijke benadering van fietsen.

De in Kenia geboren Britse coureur heeft in mijn huishouden voor veel discussie gezorgd, want mijn vrouw en vele anderen zagen in hem een opvolger van zevenvoudig Tourwinnaar Lance Armstrong, ook bekend als Gods eigen dopinggebruiker (al ontkende hij jarenlang steevast iets verkeerds te hebben gedaan). Bij Chris Froome lag dat anders. Hoe vaak er ook werd geïnsinueerd dat zijn opmerkelijke prestaties het gevolg van verboden middelen zouden kunnen zijn, hoe furieuzer hij reageerde. Toen bleek dat hij in 2017 tijdens de Spaanse Vuelta een iets te hoge hoeveelheid van het verboden astmamiddel salbutamol in zijn urine had, wist hij zich met succes te verdedigen, al waren sommigen – onder wie mijn vrouw – niet overtuigd.

Bij de Tour van 2018 bleek Froome gelukkig toch gewoon een mens, want nadat hij de Giro d’Italia had gewonnen (met Tom Dumoulin als tweede) bleek het opnieuw binnenslepen van de Tour de France een te grote opgave. Dit jaar had zijn revanche moeten worden en misschien zijn laatste kans om voor de vijfde keer het klassement op zijn naam te schrijven, waarmee hij zich had kunnen scharen in het rijtje van Jacques Anquetil, Eddy Merckx, Bernard Hinault en Miguel Indurain.

Tot ergernis van mijn vrouw heb ik altijd een zwak voor Froome gehad. Misschien is dat omdat ik lijd aan een kinderlijk winnaars-complex, een bewondering voor wielrenners die hun macht laten gelden en zegevieren. Natuurlijk heb ik ook eerbied voor underdoggen en ‘eeuwige tweedes’, maar echte grote winnaars verdienen respect, wat je verder ook van hun prestaties vindt. Denk aan renners als Bernard Hinault, Laurent Fignon, Greg LeMond, Pedro Delgado en een coureur die zich in verpletterende saaiheid aan Chris Froome kan meten: Miguel Indurain.

Deze adoratie moet zijn begonnen in mijn jeugd. Toen mijn vader mij wielrennen leerde kijken, was er één gigant, één godheid, één alomtegenwoordige wielerheiland: de Belgische baron Édouard Louis Joseph Merckx, roepnaam Eddy. Het voetbal kende Johan Cruijff, het wielrennen de Kannibaal. Mijn vader was trouw fan van ‘de grootste wielrenner ooit’ en ik ook, al was het wel aan Eddy Merckx te danken dat onze Joop Zoetemelk vaak het onderspit delfde.

Het grote geluk van mijn generatiegenoten, iedereen geboren rond 1965, was niet alleen de opkomst van het Totaalvoetbal – waardoor we ons allemaal Cruijff, Van Hanegem en Neeskens konden voelen – maar ook van het Totaalwielrennen. In 1974, het jaar van de internationale doorbraak van het Nederlands elftal, ontstond de TI-Raleighploeg van Peter Post. Het is aan sociologen om de vraag te beantwoorden of het toeval was dat het toenmalige politieke gidsland Nederland in 1974 op sportief gebied ook zo goed presteerde.

Met mijn vader keek ik vast naar schaatsen (toen nog met schema’s en rondetijden op schoot) en als midden in de nacht Cassius Clay moest boksen dan maakte mijn ouweheer mij wakker. Natuurlijk volgden we het voetbal, maar het hoogtepunt was elk jaar de Tour de France, die jarenlang werd gedomineerd door de Ploeg Post.

Post, de zoon van een Amsterdamse slager die ooit als bezorger van de producten van zijn vader leerde fietsen, had een Nederlandse ploeg weten te formeren waarin uiteindelijk alle grote vaderlandse wielrenners uit die tijd koersten, stuk voor stuk illustere namen: Gerrie Knetemann, Jan Raas, Hennie Kuiper, Johan van der Velde, Henk Lubberding, René Pijnen, Peter Winnen en Joop Zoetemelk. God, wat waren we goed en wat had dat een enorm gevolg voor ons zelfbewustzijn. Op het voetbalveld in onze buurt was ik Van Hanegem, maar op de fiets naar school was ik Raas, Knetemann of Zoetemelk.

Mijn vader, een echte tourdefrancofiel, en ik zaten op de bank en volgden alles, terwijl we ondertussen luisterden naar Hilversum 1, ofwel Radio Theo Koomen (Tourflits! Tourflits!). Hoogtepunt was zonder twijfel het gloriejaar 1980, toen de TI-Raleighploeg de gehele Ronde van Frankrijk domineerde, met het onvoorstelbare aantal van elf etappeoverwinningen en Joop Zoetemelk die in Parijs de gele trui pakte. Als in dat jaar een wielrenner uit een andere ploeg uit het peloton ontsnapte, mompelde mijn vader rustig: ‘Wacht maar op de reactie van de Ploeg Post.’ De reactie kwam altijd, en was altijd meedogenloos.

In 1983 viel de TI-Raleighploeg helaas uit elkaar, en daarmee ook de hegemonie van het Nederlandse wielrennen. Er kwamen andere Nederlandse ploegen en andere prima renners, maar zo alomtegenwoordig als het Nederlandse wielrennen toen was, zal het nooit meer worden. In het gunstigste geval kunnen we zeggen dat dit ons nederig houdt. Inmiddels zijn we zo goed als veertig jaar verder en is er heel veel veranderd, maar veel ook niet. We hebben verschrikkelijke dopingschandalen achter de rug, met naast Lance Armstrong dieptepunten als de ‘Tour Dopage’ van 1998 (toen enkele ploegen – waaronder de Nederlandse TVM-ploeg – uit de Tour werden gezet en jaren later bekend werd dat ook winnaar Marco Pantani het verboden middel epo had gebruikt) en de Nederlandse Raboploeg die in 2007, met de Deense renner Rasmussen als boegbeeld, grossierde in het verstrekken van prestatiebevorderende middelen als epo, dynepo, groeihormonen, insuline, cortisonen en bloedtransfusies.

Toch hebben al deze schandalen de liefde voor de Tour niet getemperd, althans niet bij mij. De vraag is waarom je als doorsneekijker de Tour de France nog zou willen volgen en het antwoord is: vanwege de spanning, de reuring en het doorzettingsvermogen, de overgave, de inspanningen, de kracht en de onverschrokkenheid van de renners. En vanwege de honderden verhalen die elk jaar weer ontstaan, terwijl we elke dag kijken naar het live-verslag.

En hoewel de situatie voor het Nederlandse wielrennen nooit meer zal worden als rond 1980, is er wel degelijk sprake van een opleving, alhoewel kanshebber Dumoulin vanwege de aanhoudende perikelen met zijn knie helaas moest afzeggen. Favorieten voor de winst zijn Geraint Thomas (die met behoorlijke veel ‘vakantiekilo’s’ aan het seizoen begon) en diens ploeggenoot Egan Bernal, en daarnaast Rigoberto Urán, de broertjes Adam en Simon Yates en wellicht zelfs onze eigen Steven Kruijswijk. De Nederlanders Nikki Terpstra, Bauke Mollema en Wout Poels maken zeker kans op een etappeoverwinning en Dylan Groenewegen zal zich meerdere malen storten in het sprintersgeweld.

Als vanouds verheug ik mij weer zeer op de Ronde, in de wetenschap dat ik volgend jaar het overgrote deel van de uitslagen, winnaars, relletjes, schandalen, gevechten, ontsnappingen, waaiers en heroïek zal zijn vergeten. Dat geeft niets. De Tour de France is als het leven zelf. Ik hoop dat ik niet te vaak in slaap doezel.