Opgemaakt

Vara Gids 48, 28 november – 4 december 2015

Aardige jongens: Vier schrijvers (Özcan Akyol, Herman Brusselmans, Ronald Giphart en Robert Vuijsje) over volwassen worden – van jongen tot man. ‘Toen begreep ik hoe de wereld werkte: het was naaien of genaaid worden.’

Hieronder het stuk van Ronald Giphart met de titel Opgemaakt.

Mijn zus en ik stonden bij mijn moeder, die op een bed van wit satijn lag. Haar ogen waren gesloten, haar handen hield ze gevouwen op haar buik. Ze was dood, dat is een detail dat op zich bijdraagt aan het begrijpen van de situatie. Hoe jong zij nog maar was, toch was ze dood. En hoe jong wij nog maar waren. Een paar dagen daarvoor had mijn moeder zichzelf, zoals ze dat noemde, laten ‘beëuthanasiasmeren’, om de ziekte die haar sloopte een stap voor te zijn. Mijn zus en ik waren door de rouwprofessional uitgenodigd om haar toonbaar te maken voor de buitenwereld.

‘Wat er ook gebeurt,’ had mijn moeder tegen ons gezegd, ‘ik wil mooi opgemaakt mijn urn in.’

Mijn zus had berustend beloofd dat ze daarvoor zou zorgen.

En daar stonden we dan. Mijn zus had een tas met mijn moeders opmaakspullen in haar hand en bereidde zich voor om met kwasten, potloden en poeder aan de slag te gaan.

Ze aarzelde lange tijd.

‘Ik durf het niet,’ zei ze.

Samen keken we naar het dode lichaam, dat wel leek op de moeder die we hadden gehad, maar toch ook weer niet. Christenen gebruiken het woord ontzield, en dat was precies zoals mijn moeder oogde: er zat geen ziel meer in haar lijf.

‘Je hebt het haar beloofd,’ zei ik tegen mijn zus.

‘Ik kan het niet.’

Mijn zus en ik keken naar mijn moeders onopgemaakte gezicht en vroegen ons af of mensen haar zouden herkennen.

‘Ik denk het niet,’ zei mijn zus.

‘Ik doe het wel,’ zei ik, waarna mijn zus mij opgelucht het tasje make-upspullen gaf.

Ik was bleu en onvolwassen. Nog nooit had ik een iets of iemand opgemaakt. Zuchtend nam ik een wenkbrauwpotlood uit de tas, haalde de dop eraf en zette de punt op de bleke wenkbrauw van mijn moeder. Nu pas begreep ik waarom zij al die jaren zulke diepdonkere wenkbrauwen had gehad.

In een paar minuten beschilderde ik, op aanwijzingen van mijn zus, mijn moeders gezicht. Toen ik ermee klaar was leek zij al een stuk meer op zichzelf – en ik een stuk minder.