Ouwe lul

Vara Gids 24, 13-19 juni 2015

Publieke opinie. Özcan Akyol, Ronald Giphart, Aaf Brandt Corstius en Herman Brusselmans over hun festivalervaringen. ‘We waren zeker niet hardcore, want ik haal de alsmaar designerkoffie bij de professionele barista.’

Lees het stuk van Ronald Giphart – Ouwe lul

Mijn Lowlands wordt dit jaar volwassen. Eenentwintig jaar nadat ik er voor het eerst mocht optreden, ben ik weer geboekt, wat mij in de ogen van de huidige festivalbezoekers echt een ouwe lul maakt. Het gros van de hedendaagse puistenpotpouri was nog niet geboren toen ik er voor het eerst rondliep. Die eerste keer vergaapte ik me vooral aan de T-shirts, kleren, meisjes, meisjes, meisjes en de bevoorrading van de kleedkamers. Daar lagen minimarsjes en zakjes chips. Zoiets was en is in het literaire circuit ongehoord. Schrijvers als popsterren!

Ik schat dat ik er een keer of elf ben geweest. Op Lowlands ben ik toegeschreeuwd en uitgejouwd, ik heb er dronken, high, nuts to the bone en broodnuchter rondgezwalkt, ik wilde er een boom zoeken om aan te hangen en ik heb er lief gehad, ik ben er letterlijk in de modder op mijn bek gegaan, ik heb er het aller slechtste optreden aller tijden gegeven maar ook het allerbeste, tussen lallende partypeople ben ik uitermate eenzaam geweest, ik verloor en vond vrienden (eentje van hen stelde voor om gezamenlijk een tatoeage te laten zetten, wat ik toen niet heb gedaan, waar ik nu spijt van heb, al weet ik zijn naam niet meer), ik heb er mijn kinderen mee naartoe genomen, ik heb zelfverlies gezien, strippers, topacts, kotsende meisjes, ik ben opgegaan in vele zwampende menigten en ik was er domweg gelukkig tussen vijfenvijftigduizend festivalgangers. Mijn mooiste herinnering bewaar ik aan mijn eerste keer, mijn eerste optreden in een uitpuilende tent genaamd Foxtrot. Er zaten achthonderd man, een in de literatuur angst inboezemend aantal. Normaal lezen schrijvers hooguit voor een menigte van tachtig uitzinnige bejaarden. De jeugdige Lowlanders bleken een monster. De eerste schrijver werd gedoogd, maar niet meer dan dat. De tweede schrijver werd genadeloos weggejoeld, waarna hij woedend het podium, het festival en zelfs de literatuur verliet. En daarna werd ik aangekondigd. Ik had me op het allerergste voorbereid en besloot strijdend ten onder te gaan. En toen gebeurde het. De stemming in de tent sloeg om en aan het eind van mijn voordracht stortte er een muur van applaus over me heen. Ik zou deze aanmatigende zin niet durven schrijven als ik er niet bij zou melden dat ik in latere edities óók rücksichtslos ben uitgejouwd en weggefloten, maar dat ene applaus na dat ene eerste optreden suist nog steeds na. Dat komt nooit meer en ik zoek er ook niet meer naar. Dat zal met godvergeten ouwelulligheid te maken hebben.