Overmoed

De Volkskrant, 14 mei 2011

Afgelopen zondagavond had mijn vriend R. in zijn achtertuin een scherm gezet voor de KNVB-bekerfinale. R. is aanhanger van Ajax. De andere aanwezigen waren ook Ajacieden. Ik ben daarentegen aanhanger van de club die bovenaan staat, dat wil zeggen: bovenaan het tweede rijtje.

Ik was te laat. Toen ik in R.’s tuin aankwam, was er al twee keer gescoord. R. begroette mij met zijn glas in de lucht.

‘Kat in het bakkie!’, riep hij. R. weet dat ik voor Feyenoord ben, maar net als veel Ajacieden denkt hij mij een plezier te doen met het welvaren van zijn club. Enkele – volwassen – Ajaxfans in mijn kennissenkring sturen mij koddige afzeik-sms’jes bij winst van Ajax of zeperds van Feyenoord, waar niemand beter van wordt, behalve kapitalistische telecombedrijven.

‘Nu de beker, volgende week de titel!’, voegde R. er vastberaden aan toe, met een natuurlijke overmoedigheid die Ajax-aanhangers eigen is. Op dat moment scoorde Twentespeler Brama kinderlijk eenvoudig 2-1. Mijn vrienden haalden grinnikend hun schouders op.

‘Wordt het 5-1, ook goed’, zei een vriend. Zoals Simon Carmiggelt ooit schreef: ‘Ze kunnen geestig zijn in Amsterdam, daar word je wel eens beroerd van.’

Het werd 2-3. Tot verbijstering van mijn vrienden.

En toen gebeurde er deze week iets dat ik niet voor mogelijk had gehouden. Drie dagen na de verloren bekerfinale sprak ik mijn vriend A., zo mogelijk de grootste Ajaxfan die ik ken. Ik condoleerde hem met de wedstrijd van afgelopen zondag, ingetogen, omdat ik weet dat het verlies hem echt emotioneel raakt.

A. had niet naar de wedstrijd durven kijken, uit angst dat de spanning hem te groot zou worden. Ik vroeg hoe dat dan morgen moet, als Ajax en Twente in de Arena om het landskampioenschap strijden.

‘We gaan verliezen’, zei hij kalm, met dezelfde intonatie als waarmee Samuel L. Jackson in Pulp Fiction zei: ‘I had what alcoholics refer to as a moment of clarity.’ Verbaasd herhaalde ik zijn antwoord. A. knikte met berustende ogen. Amsterdammers die denken te gaan verliezen, mijn wereldbeeld kantelde.

En donderde om toen ik eergisteren bij de Amsterdamse VU een hardcore Ajaxsupporter genaamd Jeroen, die al drie dagen niet kon slapen van de spanning, hoorde verkondigen dat hij er niet meer in geloofde. ‘Twente is veel beter’, zei hij.

Nederige Ajacieden, wat is er in godenzonennaam aan de hand? Gisteren: een Ajacied die zei dat hij zijn geld op de Tukkers zou zetten. Gisteravond: mijn vriend R., die vorige week zo aandoenlijk te vroeg juichte. Het ‘derde sterretje’ zat er dit jaar niet in, zei hij, waarop ik werd overmand door een gevoel dat ik niet kende: medelijden met Ajacieden.

Nee, dan die arrogante Tukkers. Dat zijn de Amsterdammers van nu. Die denken het Kampioenschap al binnen te hebben. Iedereen in Twente houdt maandag vrij, het marktplein is al besproken, Adjes overwinningslied staat klaar. Dat kan er godsamme toch godsamme alleen maar op wijzen dat Ajax morgen godsamme alsnog gaat winnen?

Misschien moet ik die gedachte uit voorzorg snel naar mijn Ajax-vrienden sms’en, om hun zelfvertrouwen en overmoedigheid op te krikken voor het te laat is. ‘Kop op jongens, neuzen omhoog, jullie maken echt een kans.’ En dan hopen dat ze er in trappen.