Parkeergarage

De Volkskrant, 12 november 2011

In het harde gevecht met de wereld is het mijn overlevingsstrategie alles te beschouwen als een grap (althans, dit hoorde ik mij vroeger eens beweren in een interview). Hoe erg de verschrikkingen ook zijn, humor maakt (bijna) alle omstandigheden draaglijk.

Deze week zette ik mijn auto in een parkeergarage die tot middernacht was geopend. Na afloop van een lezing ging ik om half twaalf terug naar mijn wagen. Ik betaalde mijn parkeerticket en reed naar de slagboom, waar ik het biljet in de gleuf stak.

Er gebeurde niets. De slagboom ging niet omhoog, mijn kaartje kreeg ik niet terug, Wel hoorde ik uit het apparaat dreigende mechanische geluiden. Glimlachend drukte ik op de knop naast de gleuf, om contact te maken met iemand van de parkeerdienst.

Langdurig klonk er een telefoonsignaal door de garage, maar er werd niet opgenomen. Na verloop van tijd stopte dit donderse signaal. Haha, ze zouden toch niet al naar huis zijn, bedacht ik. Terwijl het interne gereutel bij de gleuf gewoon doorging, drukte ik nogmaals op de knop. Bij de derde poging werd er eindelijk aangenomen.

‘Ja?’, blafte iemand. Vriendelijk legde ik uit dat mijn al betaalde ticket was ingeslikt door het apparaat, zonder dat de slagboom omhoog was geg…

‘Dat is niet mogelijk’, onderbrak de stem me. De verbinding werd verbroken. Na een paar seconden drukte ik toch maar weer op de knop. Het lachwekkende was dat op dat moment de geluiden in het apparaat toenamen en de gleuf mij plotseling mijn parkeerticket teruggaf. Of het specifiek mijn bon was durf ik niet te zeggen, want de machine gaf me een tweede kaartje. Een derde. Een vierde. Vijfde. Zesde. Twaalfde. De kaartjes kwamen met stapeltjes tegelijk uit het toestel. Het ding begon parkeertickets te spugen. Tientallen bonnen schoten naar buiten. Live in mijn slapstick.

‘Ja?’, blafte opnieuw de stem. Ontwapenend vertelde ik dat mijn betaalde bon was ingeslikt en dat ik er tientallen tickets voor terug had gekreg…

‘Dat is niet mogelijk’, zei de man en hij hing op. Het was inmiddels voorbij kwart voor twaalf, binnen een kwartier zou de garage sluiten. Ik drukte godsamme weer op de knop. Ondertussen stond er een auto achter me te wachten. Verontschuldigend en lachend wees ik op de enorme stapel parkeertickets in mijn hand, maar de andere bestuurder keek me aan alsof ik een vuige oplichter was. Zonder me te helpen, stuurde hij naar de tweede uitrit, waarvan de slagboom wel gewoon bleek te werken.

‘Jaha?’

Voor de derde keer de ongeduldige stem van de receptionist. Niet lachend meer riep ik wat er aan de hand was, maar halverwege werd ik opnieuw onderbro…

‘Gewoon je kaartje betalen’, riep de stem. Service in Nederland. Het was vijf voor twaalf. Ik probeerde of een willekeurig uitgespuugd ticket wellicht werkte, maar dit bleek niet het geval. Ook een tweede en een derde leidden niet tot een geĆ«recteerde slagboom. In volstrekte humorloosheid deed ik iets dat wellicht niet mocht, maar dat vroeger vaak hielp bij onwillige apparaten: met de zijkant van mijn hand gaf ik een enorme beuk tegen de gleuf. De knal echode in de garage. En zo waar: de slagboom verhief zich. Snel reed ik de garage uit, een glimlach onderdrukkend.