VARAgids 2019 2 Philippe Remarque

Philippe Remarque, al bijna negen jaar hoofdredacteur van de Volkskrant, schuwt het debat niet. ‘Als je aan één kant staat, ben je een gezellige sociëteit waarin iedereen het met elkaar eens is.’

In mijn voorbereiding kwam ik opvallend weinig persoonlijke interviews met jou tegen. Wel vond ik een column waarin je over de dood van je vader vertelde. Die raakte me. Ja, die column in de krant is een beetje uit hoofde van mijn functie, dus ik kan niet te persoonlijk worden, maar de week dat mijn vader overleed, heb ik dat wel gedaan. Mij ouders zijn afgevallen katholieken en mijn moeder werd heel links. Het was een vrij VPRO-achtig milieu. Ik heb later weleens een stuk geschreven over de vrijheid thuis, waar mijn ouders gewoon naakt rondliepen. Er waren geen taboes. Mijn vader werkte bij C&A, bij de familie Brenninkmijer, als reclamechef en woordvoerder. We hadden op ons keukenraam een PSP-poster met die blote vrouw. Mijn moeder, ze is nu 83, was een fervent NRC-Iezer, erg bevlogen, erg geïnteresseerd in cultuur. Dat heeft mij enorm beïnvloed. Ik zat op het Stedelijk Gymnasium in Haarlem, net als later Thierry Baudet, en ik ging om met een groepje alternatievelingen. Door de hockeyjongens werden wij spottend de Che’s genoemd, naar Che Guevara. Ik was een soort linkse kakker. In mijn groepje rookten we shag, er werd geblowd, we droegen rare kleren van de legerdump en we hingen tot 5 uur ’s ochtends in de kroeg. Ik was wel de meeste burgerlijke. Bij schoolverkiezingen stemden mijn vrienden op de CPN en ik op… nou ja… D’66.

Je werd als linkse kakker lid van het Amsterdamse Studentencorps. Ja, dat was in zekere zin raar. Mijn vrienden haatten het corps, maar ik had twee broers die lid waren. Op hun aanraden heb ik het aangedurfd. Ik voelde me aangetrokken tot het literaire dispuut Hebe (Helpt Elkander, Blijft Eendrachtig, red.) waarvan later ook de jongens van Fokke & Sukke lid werden. Als praeses van Hebe heb ik hen nog geïnaugureerd. Ik voelde voor mijn dispuut hetzelfde als destijds voor mijn Haarlemse vrienden: we waren titaantjes en deelden dezelfde humor. Mijn twee beste vrienden ken ik uit die tijd. De passie die ik van huis uit had voor kranten kon ik op het Hebehuis voortzetten. We hadden abonnementen op de Volkskrant en NRC, maar ik kocht er nog International Herald Tribune en andere internationale kranten bij. Urenlang kon ik daarover discussiëren. Daar is de liefde voor het vak begonnen.

De afgelopen jaren kwam het corps veel in opspraak. Zeker, dan zaten we hier op de redactie te vergaderen en hoorde ik mensen dingen zeggen als: ‘Hoe kûn je lid zijn van zo’n vereniging?’ Ik wilde dat we enige nuance in de berichtgeving zouden brengen, maar gelukkig deden de verslaggevers dat vanzelf. De excessen van nu zijn afschuwelijk, het lijkt een stuk harder te zijn geworden, maar mij heeft het lidmaatschap destijds veel gebracht. Mijn vrouw (columniste Sylvia Witteman, red.) was ook altijd tegen het corps, al gebruikt ze voor de grap wel corps-jargon. Zij is overigens blij dat onze kinderen niet bij een studentenvereniging willen. Ik mompel weleens tegen ze ‘zou je het niet overwegen?’ maar dat sorteert geen effect.

Je studeerde Russisch las ik, waar kwam dat vandaan? Het was een tijd dat het economisch slecht ging en de werkloosheid groot was. Iedereen ging dus veilige studies doen als rechten, maar ik had – misschien ook door mijn vriendenkring – een romantisch idee over de Sovjet-Unie. Dat kwam door moeilijke Russische films en boeken. Raymond van den Bogaard schreef als NRC-correspondent in Moskou met superieure ironie over het land. Dat fascineerde me enorm. Ik wilde die mysterieuze wereld leren kennen door de taal te studeren. Wat deed het ertoe dat het geen enkel nut had! Mijn ouders hebben geen krimp gegeven toen ik het hun vertelde. Ik zou daar nu zelf wel van schrikken.

Het was in een tijd dat de politieke polarisatie heel groot was. Het waren de nadagen van de Koude Oorlog, met Tsjernenko als leider van USSR. Ik had de ongelofelijke mazzel dat in maart van mijn eerste studiejaar Gorbatsjov aan de macht kwam. Het hele land ging open en alles veranderde. Alle media kregen er belangstelling voor. Ik dacht: laat ik proberen om van mijn hobby het lezen van kranten – mijn vak te maken. Een van mijn professoren vertelde me dat hij een correspondent kende die een assistent nodig had. Dat was Peter d’Hamecourt. Ik sprak Russisch en kon hem met de taal helpen. Later werd ik aangenomen als correspondent van De Telegraaf én De Groene Amsterdammer, wat natuurlijk een bijzondere combinatie was. De bureauredacteuren van De Telegraaf hebben me toegankelijk leren schrijven. ‘Veel te lange zinnen,’ zeiden ze tegen mij. ‘Je schrijft als een studentje.’

Later ging je naar de Volkskrant als redacteur buitenland. Bij de Volkskrant voelde ik me echt thuis, al heb ik mij in mijn begintijd behoorlijk brutaal gedragen, althans, dat zie ik met de wijsheid achteraf. Vrij snel nadat ik hier werkte, diende ik met een andere jongen een voorstel in om de buitenlandpagina’s beter te maken, toegankelijker, levendiger. We hadden dingen uit andere internationale kranten gejat en zeiden: waarom doen wij dat niet zo? Onze chef zei: ‘Eh, rustig aan, jongens.’ In mijn tijd als correspondent Berlijn en later als politiek verslaggever op de Haagse redactie heb ik het de toenmalige hoofdredacteur Pieter Broertjes behoorlijk lastig gemaakt. Ik vond dat hij iets te lang bleef hangen, hij zat toen al in zijn twaalfde jaar. Toen heb ik een ambitieus plan geschreven, maar dat besprak ik met niemand en stuurde het vervolgens naar de complete redactie. Nu weetje dat je dat soort dingen anders moet aanpakken. Broertjes zag het als een aanval. Toen mijn ideeën niet werden nagevolgd was ik daar chagrijnig over, waarop ik solliciteerde naar het correspondentschap van Amerika. Broertjes heeft later toegegeven dat hij het ook prima vond dat die pain in the ass naar de andere kant van de oceaan ging.

Waar die pain in the ass het geluk had dat net Obama aan de macht kwam. Ontzettende mazzel, met de neus in de boter. Net als bij Gorbatsjov. Dat verzin je niet. Het was heel electrifying voor dat hele land, het was uniek en ook de mensen in Nederland vonden het fantastisch en ontroerend.

Voor de verslagen die je over hem maakte won je een Tegel, een belangrijke journalistieke prijs. En toen kondigde Pieter Broertjes zijn vertrek als hoofdredacteur aan. Hij zat er inmiddels vijftien jaar en er was een nieuwe uitgever, de Belgische Persgroep. Ik ben vanuit Amerika mijn licht gaan opsteken, want er zat ontegenzeggelijk een fin de règne aan te komen. Na Moskou en Berlijn vond ik mezelf in Washington niet fanatiek genoeg meer. Misschien was het tijd om die andere kant van mezelf te ontwikkelen, de belangstelling die ik altijd had voor het beter maken van de krant. Dus ben ik met mensen gaan praten. Er werd hier door een collega gezegd dat ik op Obama-achtige wijze campagne voor mezelf aan het voeren was, maar dat was overdreven. Ik dacht wel: als er een nieuw team komt met een nieuwe koers, dan wil ik daar deel van uitmaken.

Je wilde glasnost bij de Volkskrant? Nee, zeker niet! Pieter had de krant prima achtergelaten, ik kwam als hoofdredacteur in een gespreid bed. Ik had altijd kritiek op de krant en Broertjes, maar hij heeft veel dingen uitstekend gedaan, ook op het laatst. De krant verscheen op tabloid, hij had een paar goede mensen bij de krant gehaald, Grunberg bijvoorbeeld, dus dat liet hij mooi achter. Qua politieke koers had hij de ramen open gezet, waar ik blij mee was. Wel vond ik dat er meer goed geschreven artikelen moesten komen, origineler. Minder huiswerk, meer verleiding. Ik wilde meer plezier brengen. Ons V-katern is daar een voorbeeld van. Wat gebeurt er met je als je de krant openslaat?

Jij maakt nu het gebaar, de krant openslaan, maar wat er toen al begon te gebeuren was dat de krant steeds minder wordt opgeslagen en steeds meer wordt geswipet. In het begin richtten we ons vooral op papier, maar het leesgedrag verandert. Drie jaar geleden haalden we nog een hogere oplage van de papieren krant, al werd ook het aandeel digitaal steeds groter. We hebben op het gebied van online-abonnementen een paar jaar zitten slapen, moet ik toegeven, maar dat zijn we aan het inhalen. Papier, zoals we dat noemen, gaat met vijf á zes procent per jaar omlaag en daar passen we ons op aan. Onze grote taak is ervoor te zorgen dat mensen online bij ons blijven en daar ook iets voor betalen. We hebben een redactie van honderdtachtig man en ongeveer vijfhonderd freelancers, dat levert kwaliteit op die je in een gratis medium moeilijk kunt bereiken. Online willen we nu net zo goed zijn en creatief presenteren als op papier. Dat is echt een nieuwe fase. We willen als Volkskrant online niet meer nu.nl spelen maar veel meer brengen, namelijk onze eigen krant.

Ondertussen is Nederland in de tijd dat jij hoofdredacteur bent nogal veranderd. Extreme polarisatie en een keihard discours op internet. Ik vind dat we de harde debatten die we in de samenleving hebben ook in de krant moet voeren, door columnisten en opiniemakers. Als je alleen maar aan één kant van het debat staat, ben je een gezellige sociëteit waarin iedereen het met elkaar eens is. Ik wil dat er wordt gediscussieerd, stevig en uitgesproken, maar niet op schreeuwniveau.

Is het niet een beetje makkelijk om als krant geen stelling te nemen? Elke dag hebben we een commentaar, waarin we wel degelijk stelling nemen, maar de mening is vaak genuanceerd. Het commentaar wordt minder goed gelezen dan de stukken van Bert Wagendorp, Sheila Sitalsing of Martin Sommer. Ik denk dat wij een links-van-het-middenkrant zijn die geen discussie uit de weg gaat. Voer alle bouwstenen aan en laat de lezer zelf denken en zich een mening vormen. In de verslaggeving nemen we geen stelling, in columns en analyses natuurlijk wel. Vroeger was de Volkskrant met Jan Blokker en Stoker de krant waar extreem prikkelende meningen werden geventileerd. Nu dat overal zo hard gebeurt, hebben we juist de behoefte om op een geciviliseerde manier buiten de eigen bubbel te kijken en meningen naast elkaar te leggen. Je moet Twitter niet verwarren met de buitenwereld. Ik wil dat wij aan alle kanten onze vinger aan de pols van samenleving houden. Je moet zowel oog hebben voor mensen die armoede en oorlog ontvluchten en hier worden opgevangen als voor mensen wier zoon al achttien jaar op de wachtlijst staat terwijl migranten voorrang krijgen. Mogen die laatsten niet gehoord worden? Ik denk dat het goed is als een redactie oog heeft voor alle verdrukten.

Is het eigenlijk leuk in deze tijd om hoofdredacteur te zijn? Ik voel de noodzaak sterk. Er is het angstbeeld dat we als krant minder relevant zijn omdat mensen verzuipen in de zee van online-informatie. Maar wij hebben als grote redactie juist een nieuwe kans, om in die zee een vuurtoren te zijn. En dan is er nog de bedrijfsvoering: we moeten als krant én de traditie bewaken én een soort startup zijn die lezers digitaal moet binden. Ik voer die gevechten graag.

Je doet het nu bijna negen jaar. Ooit verweet je Broertjes dat hij te lang bleef zitten. Haha, nee, ik kan het niet maken om even lang te blijven zitten. We krijgen nog wat nieuwe systemen en ik wil de twee platformen ‘papier en digitaal’ echt goed neerzetten, maar dan moet ik zo langzamerhand gaan omkijken naar mijn exit. Ik begrijp nu Broertjes overigens een stuk beter dan toen, dat heb ik hem ook verteld. Het is heel boeiend om dit te doen en moeilijk om zelf te bepalen wanneer je tijd is gekomen. Er is nog geen nieuwe pain in the ass die aan mijn stoelpoten zaagt.

Bij dirigenten en voetbaltrainers manifesteert hun persoonlijkheid zich in hun werk. Zit jouw persoonlijkheid in de Volkskrant? Zoals ik in mijn alternatieve groepje op school de gematigde jongen was en bij het rechtse corps meer de linkse student, zo zoek ik ook met de Volkskrant steeds de middenweg. Veel burgers weten niet meer wat ze moeten denken, er is veel verbrokkeling. Ik vind dat een krant in deze tijd geen klaroenstoten voor links of rechts moet blazen. Liever lever ik lezers bouwstenen voor hun eigen mening, met goede verslaggeving, intelligentie, humor en vrolijkheid. Dat is echt mijn diepe overtuiging en het antwoord op de vraag hoe een grote relevante krant te blijven. Je noemde dirigenten en trainers. Ik zie mezelf liever als een circusdirecteur. Ik ben zo goed als de acts in mijn krant.

CV

Philippe Remarque (Rozendaal. 1966) is sinds 2010 hoofdredacteur van de Volkskrant. Hij studeerde Ruslandkunde, was correspondent in Moskou. Washington en Berlijn. Remarque is getrouwd met Volkskrant-columniste Sylvia Witteman en heeft drie kinderen.

TV

Ik kijk naar Andere tijden en ik houd de actualiteiten bij, maar verder zie ik niet zo veel. Op Netflix volg ik een paar series en documentaires. De hele Breaking bad heb ik gezien en ook The Crown. ’s Ochtends luister ik naar NPO Radio 1 en soms naar Met het oog op morgen. De laatste tijd luister ik ook podcast, onder andere die van Alexander Klöpping en Ernst Jan Pfauth. En veel Spotify. Ik laat me graag verrassen door het algoritme en krijg dan nummers uit de jaren 60 en 70. Ik leer uit die tijd veel nieuws kennen, fijn is dat.