Plaatjes

Rails Nummer 6 – juli-augustus 2005

Het was welbeschouwd een nogal stompzinnig tijdverdrijf: net als de meeste jongens van mijn plein verzamelde ik voetbalplaatjes. De meeste, zeg maar alle voetballers op mijn plaatjes had ik nooit live zien voetballen, van de meeste wist ik niet eens waar op het veld ze speelden, laat staan dat ik überhaupt ooit van ze had gehoord, al had ik wel vaak al een mening over ze. Nu lijkt voetbalplaatjes verzamelen me typisch iets voor kinderen, argelozen van geest die in ademloze bewondering dingen willen sparen van onbekende helden. Is er iets bijzonders aan voetballers? Mijn eigen zoon (7) heeft op zijn deur een poster van de spelers van FC Utrecht. Het bijzondere aan voetballers is dat het vaders en zoons een onderwerp geeft om over te praten. Sommige spelers die we nog nooit hebben zien voetballen vinden we heel goed, sommige kunnen volgens ons nog geen rimpel in een emmer reuzel schieten. Voetballers zijn overigens net normale mensen, je kunt aan foto’s van hun gezichten niet zien dat het voetballers zijn.

Ik heb nooit plaatjes van schrijvers verzameld, om de eenvoudige reden dat die nimmer op de markt zijn gebracht. Was iemand wel op dat idee gekomen, dan was er zeker een fase in mijn leven geweest dat ik mij op het bezetene of op deze fotootjes zou hebben gestort (‘wil jij Jan Siebelink van me overnemen, want die heb ik goddomme driedubbel… ‘

‘alleen als ik Maarten ’t Hart erbij krijg, ik bedoel in zijn alter ego van Maartje…’ ‘echt niet!’ ‘nou, stik don lekker in je Siebelinks’). Ik heb het over de postanale puberfase waarin ik dacht dat de homo sapiens scribendus een geslaagdere diersoort was dan de ordinaire homo sapiens sapiens. Daar ben ik inmiddels overheen gegroeid, maar ik geloof dat ik hierin een uitzondering ben. Schrijvers zijn al decennia lang de lievelingen van media en publiek, en ze mogen zich verheugen in een almaar stijgende aandacht, ik bedoel in vergelijking met bijvoorbeeld keramiekblazers of theatersporters.

Vorige maand verscheen het fotoboek 222 Schrijvers, met als ondertitel literaire portretten, een fotoboek van vader en dochter Eddy en Tessa Posthuma de Boer. Het bestaat uit een verzameling artistiek verantwoorde schrijversmopjes met een hard kaftje. Wat er ‘literair’ is aan foto’s is mij niet helemaal duidelijk, behalve dat het gaat om de tronies van 222 schrijvers, gelardeerd met lukraak gegooglede internetcitaatjes, vaak van een niveau waarvoor het orakel van Delphi een diepe buiging had gemaakt.

Is het aan schrijvers te zien dat ze schrijver zijn? Hoe snel zou bij wijze van experiment een willekeurige Deen of Fin doorhebben dat achter de bakkes van de personen in dit boek schrijvers schuilgaan en geen verpleegkundigen of voetballers? Ik vermoed erg snel. Max Dendermonde met zijn Kabouter Plop-imitatie avant la lettre kan niet anders dan een schrijver zijn. In ieder ander land zal Bas Heijne, met zijn weeïge blik als in een reclame van de Stichting Korrelatie (‘krap verdriet niet op, praat er eens over met een ander’), te herkennen zijn als literator. Cherry Duyns, met in zijn ogen een superieure minachting: die vent moet zich rotschrijven. Maarten en Kees ’t Hart, beiden zuchtend voor een houten schuurtje in hun tuin: tuurlijk, die leven van de pen. Jan Cremer in een pose waarop alle latere catalogi van Wehkamp zijn gebaseerd: een hippe Erfolgautor. Rob Schouten die zich buitenbeelds staat af te trekken (de reden dat zijn torso zo onscherp is): archetype van een getourmenteerde dichter. Rosita Steenbeek, zwoel tippelend langs een verlaten weg: hoe zou ze geen schrijfster kunnen zijn?

Is er iets bijzonders aan het uiterlijk van schrijvers? Je kunt je afvragen waaraan de schrijvers het verdienen dat ze in dit boek zijn samengebracht. Waarom 222 Schrijvers? Waarom geen 222 Groenteboeren met zogenaamde ‘vegetarische portretten’? Of 222 Tapijtleggers met hoogpolige portretten. 222 Verpleegkundigen, geneeskrachtige portretten. 222 Visafslagverwerkers, stinkende portretten. Waarom schrijvers? Waarschijnlijk omdat de kinderachtigen van geest zich liever vergapen aan plaatjes van hun onbekende helden, in plaats van hun dure geld beter uit te geven aan waar het in de literatuur werkelijk om zou moeten gaan: romans, verhalenbundels, essays, gedichten.

222 Schrijvers, literaire portretten, Eddy en Tessa Posthuma de Boer, uitgeverij Bos Lubberhuizen, 22,90 euro