Plien van Bennekom

Vara Gids 50, 14-20 december 2019

Met collega en hartsvriendin Bianca Krijgsman zit Plien van Bennekom ‘in de worstelfase’ van een nieuwe show. En nu dan? Ronald Giphart spreekt met de cabaretière én actrice.

Gisteren had jij een try-out voor jullie nieuwe show, maar helaas lukte het mij daar niet om daarbij te zijn. Hoe ging het? We hebben dit keer enorm veel spullen bij ons, waardoor we in sommige kleinere zalen een beetje moeten improviseren omdat niet alles past. We zitten nu in de recalcitrante fase dat we tegen elkaar zeggen: zullen we niet het hele decor eruit flikkeren? Nou ja, we zijn aan het zoeken en moeten nog vooral veel repeteren en brainstormen. Eergisteren ging het geweldig en dachten we dat we er waren. We zijn heel lief tegen elkaar, want we zitten in hetzelfde schuitje. In het verleden zijn we natuurlijk verwend met vele decibellen lachsalvo’s en die willen we nu weer. We weten hoe een zaal idealiter zou moeten klinken. Ik wil gewoon dat het af is, dat het doek op gaat en we weten dat het een heel leuke avond wordt. Je moet het publiek wel wat cadeau doen.

Jullie hebben een hele ploeg die meereist. Wat doet dat, dat gevoel van verantwoordelijkheid? Het moet vooral gezellig zijn, daar houden we van. Er moet lekker eten zijn en we moeten echt een goed gevoel met elkaar hebben. Dat hebben we al in een vroeger stadium afgesproken: dat dat het belangrijkst is. In deze fase is het voor onze technici best pittig, want wij veranderen veel en zij moeten veel schakelen. We vragen veel van ze en daarom willen we daar veel voor terugdoen.

Had je dit leven ooit voor je gezien? Op de middelbare school was ik heel erg fan van Doris D and the Pins (een Brits-Neder[1]lands popgroep, RG). Net als de zangeres kon ik mijn been zo in mijn nek kicken, iets wat ik nu helaas niet meer kan. Ik vond die zangeres, Debbie Jenner, echt geweldig en haar optredens heel theatraal. Ik dacht: dat wil ik ook en daarom besloot ik auditie te doen voor de Kleinkunstacademie. Misschien dat ik dacht: dat kan ik ook.

Terwijl je toch erg verlegen was… Nou, ik sta inderdaad niet op de tafel als er een feestje is. Ik vind het wel leuk om me te verschuilen achter een pruik of kostuum. En auditie doen vond ik gênant. Ik heb achter in het park gerepeteerd, want mijn ouders mochten mij niet horen. Net als voor een eerste try-out had ik bij die auditie een ziekmakende misselijkheid.

Je werd uit honderden leerlingen aangenomen, dus het talent was er. Hoe vond je de Kleinkunstacademie? Ik zat in de klas met mensen als Bianca, Paul de Munnik en Ellen ten Damme. De opleiding was erg gericht op het ontwikkelen van een personality, dat vond ik wat minder interessant. En in de klas werd veel Jacques Brel gezongen, ook daar had ik minder mee. Bianca had hetzelfde gevoel. Wij vonden het leuk ons te verkleden en ons te transformeren tot andere mensen. We lagen steeds blauw van het lachen met elkaar. Ik herkende zoveel van haar in mezelf, hoe ze naar mensen keek, de gênante anekdotes over liefde en vriendschappen. We konden lekker zeuren met elkaar.

Was het een vorm van verliefdheid? Ja, een beetje wel. Ik kreeg wel kriebels in m’n buik van het idee dat ze zo leuk was. En ook wat fijn dat er zo iemand in de klas zat, want ik vond het doodeng. Het voelde als Fame (Amerikaanse film uit 1980 over een theaterklas, RG), de hele tijd stond de klas op een tafel te dansen of schoten we in een spagaat. Heel aanstellerig allemaal, achteraf. Bianca en ik relativeerden dat, en dat bond ons.

Waren jullie als duo dan ook meteen succesvol? God nee, toen ik van de academie kwam kon ik meteen door naar de bijstand. Hoewel ik uit een links milieu kwam klaagde mijn vader wel eens over de hoeveelheid belasting die hij moest betalen, dan zei ik: hallo dat doe je voor mij. Natuurlijk heb ik getwijfeld of ik de goede opleiding had gedaan. Er waren genoeg ouderejaars die geen werk hadden. Ik heb oude vrienden van school die nog steeds ieder jaar in onzekerheid leven. Gelukkig heb ik mijn theatershow met Bianca, anders zou ik in hetzelfde schuitje zitten. Als ik het zou moeten hebben van hoe vaak de telefoon gaat met een leuk aanbod, had ik al een ander beroep gekozen.

Hoe begon het succes? We wonnen het Cameretten-festival. Dat was in het Oude Luxor in Rotterdam. Muzikant Clous van Mechelen maakte het bekend, alleen noemde hij mij helaas Pleun van Bennekom, maar goed. We waren euforisch, met name omdat we niet alleen de Juryprijs maar ook de Publieksprijs wonnen. We deden een volledige woordloze act, waardoor we in eerste instantie niet mochten meedoen, want ze waren bang dat het geen cabaret was.

En daarna veroverden jullie Nederland… Eh, nou niet per se. We kwamen vooral – maar dat moet je zo maar niet opschrijven – op de vreselijkste plekken. We hebben overal gestaan, in gymzaaltjes voor scholieren, op braderieën waar het winkelend publiek opmerkte dat ik helemaal geen kont had, goeiedag Meppel, voor studenten die ‘broek uit, broek uit’ riepen. Ja, het was een goede leerschool. Heerlijke parels om aan terug te denken. De ommekeer kwam toen de VPRO ons vroeg om Zaai te gaan maken.

Hoe kwamen jullie op het idee om twee meisjes op een hek in het boerenveld te laten kletsen? Daar speelt regisseuse Rachel van Olm een grote rol in, zij zag ons bij Cameretten en zij was degene die de serie er bij de VPRO doorheen kreeg. Die typetjes van Zaai hadden we al verzonnen toen we een keer op Oerol moesten spelen en het accent van Terschelling probeerden te imiteren. Dat raakten we niet meer kwijt en dagen erna zaten we in dat taaltje de vreselijkste dingen tegen elkaar te zeggen. Dat was een goed uitgangspunt. Paul Groot (een van de mannen achter Koefnoen, RG) vroegen we om teksten te schrijven en hij greep zijn kans om ons allemaal ouderwetse woorden te laten zeggen. Ondertussen deden wij ook een nieuw theaterprogramma genaamd BIKS, waarin de meisjes ook optraden, maar dan iets scherper dan op tv. Toen vielen er drie voorstellingen in Carré uit en werd ons gevraagd die op te vullen. Wij dachten: uhwrr? Uiteindelijk zat Carré ramvol en het voelde alsof we Madonna waren. Alsof de hele zaal het ons gunde dat wij daar stonden. We voelden ons opgetild.

Inmiddels zijn jullie zeven voorstellingen verder en heb je daarnaast ook heel veel andere dingen gedaan. Ja, ik vind het heel leuk en vleiend om gebeld te worden. Tegen quizzen of tv-programma’s zeg ik vaak nee, maar werk neem ik meestal wel aan. Je hebt de drie p’s: plezier, prestige en poen. Als een project twee van de drie heeft is de kans groot dat ik het doe. Ik speel nu in een paar commercials, om twee van de drie P’s, want ik vind het ook echt heel leuk om te doen. Al blijft een programma als Welkom in de Gouden Eeuw het allerfijnst.

We zijn hier omdat jouw film Gek van geluk uitgezonden gaat worden. Regisseur Johan Nijenhuis belde mij om me een rol aan te bieden zonder dat ik daar auditie voor hoefde te doen. Een komisch liefdesdrama met een vrouw op leeftijd. Ik vond het doodeng, maar wilde het wel doen. Ik was toe aan iets normaals, niet iets met pruiken en typetjes. De vrouw die ik speel had al heel lang geen relatie meer gehad. Dat was bij mij tot m’n vierendertigste ook zo, dus ik kon me wel inleven.

Waarom had jij tot je dan geen lange relatie? Ik viel op foute mannen. Homoseksuele mannen. Getrouwde mannen. Ik was afgestudeerd buitenvrouw. Ik vond het ook heel moeilijk om tegen iemand te zeggen dat ik hem leuk vond. En als iemand mij wel leuk vond dan zat daar voor mij een luchtje aan, dat kon niet goed zijn. Bang voor de intimiteit, denk ik. Ik was altijd bang om voor mezelf op te komen. Bianca en ik werden ooit enorm bestolen door onze accountant, en dat hakte er bij mij heel erg in. Ik raakte mijn vertrouwen in de mens kwijt en werd er overspannen van. Een therapeut heeft mij van mijn boosheid en kwetsbaarheid af geholpen.

En toen was klaar voor een relatie… En toen kwam Jeroen. Hij was productieassistent bij Koefnoen. Bianca zei: jij vindt hem leuk. En dat was zo. Ik was vierendertig, hij een beetje jonger. Ik zag hem en dacht: hij is te jong, te knap. Maar hij vroeg me mee uit eten. Carolina, de make-upmevrouw die mij later ook voor m’n huwelijk heeft opgemaakt, zei: ‘Je gaat gewoon met die jongen eten.’ In de week na onze eerste zoen ging ik met de trein naar vrienden in Zuid-Frankrijk. Jeroen heeft toen broodjes met gebakken eieren voor me gemaakt, voor in de trein. Dat had nog nooit iemand gedaan. Die broodjes deden het.

En daarna kwam er een huisje met boompjes en beestjes. Eerst kwam er een hond. Daarna onze zoon Mees, dat ging heel snel. Daarna kwam Boris, maar na tweeëntwintig weken bleek hij niet levensvatbaar. Dat was een vreselijk moment om te moeten besluiten om degene van wie je toch al veel houdt te moeten laten gaan. Hij is een tijdje later op natuurlijk wijze geboren. Het is nu tien jaar geleden, dus ik kan erover praten. Jeroen zit onder de tatoeages, al onze kinderen staan op zijn arm, en dus ook Boris. In de zomer vragen mensen er wel eens naar, als ze die namen zien. Die denken dan dat Boris onze eerste hond was.

Heb je er lang niet over kunnen praten? Ja, dat heeft best geduurd, misschien kan ik er nu een jaar of twee over praten zonder te hoeven huilen. Ik kom uit een gezin waarin niet veel werd gehuild. Vroeger ging ik wel eens naar het toilet met een heel dikke keel van de tranen, maar ik wilde per se niet huilen. Op de Kleinkunstacademie, waar heel veel wordt gehuild, vond ik het ook moeilijk. Pas toen ik in therapie ging, leerde ik het om eraan toe te geven. Inmiddels ben ik erin gepromoveerd. Mijn oudste zoon en ik keken laatst naar Modern Family, waarin een moeder zat te huilen. Hij zei: ‘Ze lijkt jou wel.’ Ik schiet al vol van een kerstcommercial. Als jij nu zou huilen zou ik met je meedoen.

Na Boris kwam… Onze zoon Tijn. Op de dag dat Boris was uitgerekend bleek ik zwanger van Tijn, die negen maanden later werd geboren. Twee jaar later kregen we Tess en was het gezin af. Ik ben nu 48 en ik count mijn blessings. Als er geen leeftijdsgrens zou zijn zou ik zo een vijfde, zesde en zevende kind willen, want ik ben nieuwsgierig wat er allemaal tevoorschijn zou komen. Dat vind ik erg fijn aan kinderen: dat ze én zo anders zijn én zo op elkaar lijken.

Vind je ouder worden vervelend? Nee, niet per se. Wat mij wel erg leuk zou lijken is om – met de wetenschap van nu – mijn middelbare school opnieuw te doen. Of opnieuw naar de Kleinkunstacademie te gaan. Dat lijkt me geweldig. Ik zou zoveel anders doen dan toen, want ik voel me veel meer mezelf dan in die jaren. Ik zou veel meer op mijn bek durven gaan.

Waar heeft dat mee te maken? Uiteindelijk toch met de liefde. In een relatie kun je je niet verschuilen achter bullshit. Je bent niet alleen fysiek in je blootje, maar je bent in je héle blootje. Intiemer kan het niet worden, en dat is goed zo. Ik ben more than happy.

Maar je hebt toch nog wel ambities? Natuurlijk! Ik zit nu met Bianca in de worstelfase voor onze nieuwe voorstelling, maar dat komt voort uit de ambitie die show zo goed mogelijk te maken. Dat kost zweet en inspanning. Maar natuurlijk zou ik nog dingen daarnaast willen. Ik hou van een serie als Friends, hef lijkt me fijn om een keer met goede schrijvers te kijken of zo’n serie in Nederland mogelijk zou zijn. Daarnaast zou ik heel graag met Bianca nog eens een soort Zaai maken, maar dan niet met meisjes in het weiland, maar bijvoorbeeld met keurige dames met nordic-walkingstokken in het bos. En dan die gesprekken laten zien, lijkt me geweldig.

CV

Plien van Bennekom (Baarn, 20 maart 1971) groeide op in Huizen in een links gezin, haar vader was journalist, haar moeder verpleegkundige. Ze maakte haar VWO niet af, maar werd wel aangenomen aan de Kleinkunstacademie. Daar ontmoette ze Bianca Krijgsman, met wie ze in 1996 het duo Plien & Bianca vormde, waarmee ze het Cameretten Festival wonnen. In 1999 speelden Plien en Bianca in Zaai, dat vijf seizoenen door de VPRO werd uitgezonden. Van Bennekom deed mee aan musicals en speelde in tv-series en films. Vanaf 2011 is ze vaste actrice in het VARAprogramma Kanniewaarzijn. Ze is getrouwd en heeft drie kinderen.

TV

‘Ik kijk graag naar Ik vertrek, maar ook naar Zondag met Lubach. Ook naar Dit is het nieuws, al zou ik daar zelf niet aan meedoen. Graham Norton is eveneens een favoriet, daar zou ik denk ik wel aan meedoen, om naast grote sterren te zitten en die aan te raken. Op Netflix volg ik de The Kominsky Method over een acteerdocent gespeeld door Michael Douglas. Radio luister ik vaak na de voorstelling, terug naar huis, bijvoorbeeld naar Wilfried de Jong bij Met het oog. Qua muziek ben ik blijven hangen in mijn jeugd, of zelfs nog daarvoor. Ik hou van Stevie Wonder en Michael Jackson. Mijn man heeft voor onderweg een ‘On the road’- playlist gemaakt, variërend van Anouk tot Coldplay’