Column in Pauze nr 3, november 2001
Als jullie dit lezen is het popfestivalseizoen alweer voorbij, maar terwijl ik dit schijf zitten we er nog midden in. Lowlands was een paar weken geleden, gisteren hebben we Artquake in Hoofddorp gehad (met onder andere een geweldig optreden van ’s Neerlands veelbelovendste aanstormende band, Bastian) en we wachten nog op het Crossing Border. Popfestivals: stiekem moet ik erg grinniken om deze massa-uitspattingen. Een paar jaar geleden besloot ik samen met mijn vrienden Jerry en Bert ‘for old times sake’ naar het ultieme ‘muziek-, drank-, patat- en doe-maar-lekker-gek-festival’ in Landgraaf te gaan (Pinkpop dus), en sindsdien gaat er geen jaar voorbij of we zijn ergens op een boerenweide in de provincie te vinden. Ik hou erg van de wezenloze troepenbewegingen tijdens De Veldslag die Popfestival heet. Bert, Jerry & ik stoppen meestal heel rock & rol onze broekspijpen in onze sokken, om het bemodderde veld op te soppen voor een voorzichtige kennismaking met het publiek. Nu lijden wij aan de existentiële angst dat we ‘nergens bijhoren’ en meestal bevestigt een korte verkenningstocht dat gevoel. Opa, opa & opa zijn met voorsprong de drie minst hippe mensen die op Lowlands of Pinkpop rondwandelen. We dragen geen T-shirts met opdruk van ons favoriete orkest, geen enkele tattoo siert ons lichaam, we hebben als enig en op het hele veld een overhemd aan, we gebruiken geen drugs, we schreeuwen niet, als het regent wentelen we ons niet in de modder en we hebben geen vlekken om de ritssluiting. Allemachtig, zelden hebben we zo’n enorme hoeveelheid volstrekt inwisselbare creatieve hyperindividuele individuen bij elkaar gezien, als op het gemiddelde popfestival. Hun kleren, daar schrikken we meestal echt van. De vaalmassa doopten we ooit het Pinkpop-publiek. Hoe kan iets dat aanwijsbaar zo vaak gewassen moet zijn, er zo ongewassen uitzien? Opvallend vinden we ook dat voor lieden die een flinke som geld hebben betaald om te genieten, velen toch zeer sombere gelaatsuitdrukkingen hebben. En daarbij kan je Pinkpop beter Pintpop noemen, vanwege het merkwaardige defect aan de tap-installatie (waardoor alle taps continu stromen). Overigens vindt Bert zijn eigen ‘Pingpingpop’ een nog briljantere woordspeling, die slaat op het
monopolistische prijzenbeleid van popfestivals. Voor alles wordt geld
gevraagd met de aanstekelijke verkoopslogan: ‘Duurder! Minder! Viezer! Lauwer!’ Ooit wilde een fotograaf van een krant in Limburg Bert & mij tijdens Pinkpop fotograferen. In het begeleidende stukje vertelde ik hoe de man ons met een sardonisch genoegen liet stilstaan tussen de hordes aan ons voorbijtrekkende, inmiddels in danige staat van vervuiling rakende muzieknomaden. De humor die je over je heen gestort krijgt als je publiekelijk poseert voor een camera, daar schrikken we toch iedere keer van. Hoogtepunt van de karavaan hele en halve malloten die als jojo’s zonder touwtje even voor de camera kwam stuiteren, was een groepje zwartgetooide Twentelingen. Zij stonden onder leiding van een pokdalige hormoonfrustraat die maar liefst anderhalve minuut met zijn guitige gezicht vijf centimeter voor de lens ‘gekkn bekkn’ stond te ’trekkn’, onder het nogal aandoenlijke motto ‘mien uiterlijk moet voor het naegeslacht bewaard blijvn’. Na deze vrolijke puistenpotpourri deelde de jongeman ons ongevraagd mee dat hij, net als zijn vrienden, hardrocker was en dat hij hij liever op het Dynamo Open Air (de voormalige Eindhovense hardrock-concurrent van Landgraaf) was geweest. ‘Maar dat was dus uitverkocht!’ krijste hij somber. ‘Dat komt door al die Duitsers die daal komn, en hebbn wij dus geen kaartn meer.’ Bert riep hem nog na: ‘Eign hardrockers eerst’, maar de jongen was al verzwolgen door de modderige menigte.