Kijk Magazine, oktober 2001, nummer 10
Titel in Ten Liefde, 2001: Pornografie
In de jaren vijftig was Amerika (net als Nederland en de rest van Europa) een door Het Fatsoen geteisterd land. Zo had de staat Californië zelfs in 1959 nog een zogenaamde ‘staatscommissie voor pornografische literatuur’ die zich bezighield met de wetgeving rondom erotische teksten. Deze commissie verklaarde: “Het is nog altijd het beginsel van onze natie dat seksueel verkeer voor of buiten het huwelijk ongewenst is en dat alles wat aanzet of verlokt tot buitenechtelijk verkeer of dat verheerlijkt, verwerpelijk is.” En met dat ‘alles’ bedoelden ze boeken of tijdschriften waarin seks vrijmoedig werd behandeld. Toch had deze commissie behoorlijk wat tegenslagen. Niet alleen lagen de feitelijke cijfers voor seksueel verkeer “voor of buiten het huwelijk” totaal anders dan wenselijk werd geacht (van de Amerikaanse vrouwen had 64 procent al eens een orgasme gehad voor het huwelijk, tegen 100 procent van de mannen), maar ook deed de Zuidelijke Arrondissementsrechtbank van de Verenigde Staten een belangrijke uitspraak. De rechters bepaalden dat de Amerikaanse PTT de verzending van de ongekuiste versie van de erotische roman Lady Chatterley’s lover van D.H. Lawrence niet meer mocht tegenhouden. Wat deden de posterijen namelijk? Ze openden poststukken die aan particulieren gericht waren, en vonden ze erotische geschriften of afbeeldingen van plassers-in-werking, dan ging de verzending mooi niet door. De Amerikaanse PTT beriep zich hierbij op een (ik meen destijds ook in Nederland geldende) wet die het verbood aanstootgevend materiaal te verspreiden.
Erotisch realisme.
Er zijn door de eeuwen en de werelddelen heen altijd mensen geweest die voor anderen wilden uitmaken hoe ze zich in hun slaapkamer en de rest van hun leven moeten gedragen. De rechters kwamen gelukkig tot de conclusie dat er een verschil zit tussen ‘seksualiteit’ en ‘obsceniteit’, dat er er geen wettelijk hanteerbare definitie van het begrip obsceniteit bestond, en dat het dus niet aan de Amerikaanse postdienst was om uit te maken wat mensen mochten lezen. Mede door dit proces schreven twee Amerikaanse juristen, het echtpaar Eberhard en Phillis Kronhausen, eind jaren vijftig een geruchtmakende wetenschappelijke bestseller: Pornography and the law. Onlangs kocht ik voor 7 gulden 50 op een rommelmarkt een beduimeld, goed gebruind exemplaar van de Nederlandse vertaling, met de commerciëlere titel Wat is pornografie? Inderdaad: wat is pornografie? Het echtpaar Kronhausen bekeek de uitwerking van ‘erotisch realisme’ op de lezers. Wat deden obscene geschriften als Lady Chatterley’s lover met mensen die deze boeken lazen? Werden ze er opgewonden van? Gaven ze zich meer over aan seksuele uitspattingen dan daarvoor? Gingen ze er meer verkrachtingen door plegen? Gingen huwelijken kapot? Moest pornografie daarom worden verboden, ook als dat inging tegen de vrijheid van meningsuiting en drukpers?
Het is vermakelijk, als porno-gewende eenentwintigste-eeuwer, om te lezen wat er vijftig geleden over pornografie werd geschreven. Nog vermakelijker overigens is de pornografie zelf. Of liever: de gekuiste pornografie. Er zijn sinds de preutse, Victoriaanse negentiende eeuw onnoemelijk veel ‘erotische boeken’ verschenen, en bij vele daarvan zijn de erotische sleutelgatwoorden vervangen door het teken […] of door [eufemistische omschrijvingen]. De lezer moet zich dan, in zijn strooptocht naar opwindend materiaal, door teksten worstelen als: “Wat een prachtige [plat woord voor vrouwelijke geslachtsdeel]! Ik boog me voorover, voelde met mijn vingers het [plat woord voor vaginale afscheiding] dat tussen haar benen liep en drukte daarna mijn [plat woord voor mannelijk geslachtsdeel in erectie] tegen haar [plat woord voor schaamheuvel].” (Even terzijde: ik vermoed dat het tussen haakjes omschrijven van woorden als kut en stijve in feite nog [plat woord voor opwindender] is dan die woorden zelf, omdat je in je hersens wordt uitgenodigd actief naar die woorden te zoeken.)
Schandelijk en ziekelijk
Wat vond men in de jaren vijftig strafrechtelijk pornografisch? Lees mee en huiver. “Iets is obsceen,” luidde een juridische definitie, “als het, beschouwd als een geheel, in overwegende mate appelleert aan zinnenprikkeling, bijvoorbeeld aan schandelijke of ziekelijke belangstelling voor naaktheid, seksualiteit of [ingewikkeld woord voor piesen en poepen] en als het wezenlijk de gebruikelijke grenzen overschrijdt van de openhartigheid bij de beschrijving of voorstelling van dergelijke stof.” Nou, daar krijg ik geen [plat woord voor geërecteerd mannelijk geslachtsdeel] van, van zo’n omschrijving.
In hun dikke boek proberen de Kronhausens soms een beetje aandoenlijk aan te tonen dat obscene literatuur zeker geen kwalijke literatuur is, en porno alleen porno is in the eye of the beholder. Pychologisch gezien kan pornografie of ‘kunstzinnig erotisch realisme’ geenszins kwaad. Porno maakt de wereld en de mensen allerminst slechter. Sterker nog, het echtpaar toont aan dat een gezonde dosis pornografisch materiaal “een hoogst nuttige functie kan vervullen bij de seksuele opvoeding.”
“Wij geloven,” schrijven ze, “dat er inderdaad nauwelijks onder verstandige mensen gestreden kan worden over dit punt.” Hun boek is niet voor niets geweest. Lady Chatterley’s lover is tegenwoordig in iedere boekhandel ongekuist te koop.