Foto’s: Lenny Oosterwijk
Mijn vader is stoïcijn. Dat betekent dat wanneer wij salto’s maken en onze kelen schor schreeuwen van plezier, mijn vader kalm blijft. Ook als we overmand door serieus leed onze traanreservoirs helemaal leeg huilen, blijft mijn vader kalm. Stoïcijn zijn betekent voornamelijk dat je altijd met een mooi woord placide blijft. Ik probeer ook stoïcijn te zijn. Stoïcijnen are way cool.
Het lukt niet altijd. Vorige week was ik voor Rails op vakantie… eh… op werkreis naar Cuba. Fotograaf Eric van den Eisen en ik waren vertrokken naar Santiago de Cuba om een parade van ‘mooie straatmeisjes’ te fotograferen (als voorpublicatie van ons fotoboek Heldinnen, dat eind augustus wordt gepresenteerd, maar verder wil ik geen reclame maken). We hadden een goede trip gehad: zeventig prachtige meisjes hadden spontaan voor Erics lens gestaan, waarna ik hun namen noteerde en aantekeningen maakte van grappige, mooie en beschrijvenswaardige voorvallen. Deze reportage zal verschijnen in het augustus/september-nummer. Tenminste…
De dag na onze terugkomst slingerde ik mijn laptop-koffer op een stoel in mijn kantoor. Normaal neem ik mijn laptop mee terug naar huis, maar die dag vergat ik dat. Iedereen vergeet wel eens wat. De volgende middag ging ik terug naar mijn kantoor om mijn koffer op te halen.
Ik denk dat ik die middag gezakt ben voor mijn stoïcijnexamen. Ik kwam aanlopen en zag vanuit de verte dat de deur van mijn kantoor wagenwijd openstond. Dat zijn momenten dat alle elektronen in je lichaam spontaan even de andere kant op beginnen te draaien. In eerste instantie dacht ik nog dat ik mijn kantoor zelf had laten openstaan. Ik versnelde mijn pas en schoot mijn kamer binnen. In films zijn het vaste scènes: iemand komt een ruimte binnen die volledig is overhoopgehaald, waarna meteen duidelijk is: inbraak. Wraak. Ontvoering. Moord. Mijn eerste verdringingsreactie was: wat laat ik toch altijd een troep achter. Dat al mijn kastdeuren openstonden en mijn laden waren omgekeerd, klopte niet bij deze gedachte. Ook de geforceerde deur en het uit zijn voegen gerukte slot duidden op iets anders.
Een halve minuut later mocht ik me definitief geen stoïcijn meer noemen. Met woedetranen in mijn ogen stelde ik vast wat de criminelen hadden gestolen: laptop, paspoort, rijbewijs, twee md-spelers en (blijf positief, blijf geloven in het goede van de mens) al mijn aantekeningen. Niet alleen van mijn nieuwe roman-in-wording, maar ook van onze verre reis naar Cuba, alle namen van de meisjes, al onze momenten en grappen. Zou de verzekering het dekken als we Rails zouden voorstellen dat we nóg een keer naar Cuba moesten?
Nu is er volgens de psychologie een aantal stadia van verdriet bij verlies: eerst is er ongeloof, dan woede, dan gelatenheid, dan desinteresse en dan pas komen de acceptatie en de berusting. Mijn stadia waren woede, woede en woede. Sterker nog: ik kreeg er zelfs fantasieën over dat ik ‘eigenlijk heel rijk was’ en dat ik een ‘hele goede privé-detective’ opdracht gaf om de daders van deze laffe daad op te sporen, en dat ze vervolgens werden ingerekend en midden in een grote verlaten loods vastgebonden aan een stoel zouden wachten tot ik rustig naar ze toe zou wandelen, om fijntjes te vragen: ‘Zo, dus jullie dachten dat je ongestraft Rails een kunstje kon flikken?’
Waar mijn vader stoïcijn is, probeert Eric van den Eisen ‘Zen te zijn over de dingen van het leven’. De filosofie is: alles wat er gebeurt gebeurt, en zal dus wel een functie hebben. Dit is een variant op de beroemde nadeel/voordeel-wet van Johan Cruijff. Uit het slechte – bijvoorbeeld een inbraak – kan onbedoeld ook iets goeds voortkomen. Ik wil deze wijsheid graag aanhangen (hoewel ik vrees dat ik ook voor mijn Zen-examen ga zakken). Wat hebben inbrekers nou aan een opschrijfboekje met een honderdtal enigmatische aantekeningen? Waarom iemands geestelijke spullen jatten? Of zou ik soms beroofd zijn door een literair onderlegde inbreker, iemand die zelf ook aspiraties heeft? Iemand die voor Rails wil werken, maar een beetje vreemde manier heeft om dat te tonen?
Vandaar dat ik de volgende oproep wil doen aan de lafhartige inbreker in mijn kantoor. De deadline van de reisreportage over Cuba ligt op 7 juli. We kunnen twee dingen doen. Ofwel je retourneert alsnog mijn aantekenboek en de andere notities uit mijn koffer. Ofwel je schrijft zélf die reportage, als dat is wat je blijkbaar zo graag wilt. De lengte van het stuk is ongeveer 2500-3000 woorden. Als honorarium mag je de laptop en de md-spelers houden. In beide opties kun je de spullen sturen naar: Multi Magazines, Prinsengracht 659-661, 1016 HV Amsterdam. Misschien komt er iets goeds uit voort.