Ronald Giphart beschrijft wat hij - samen met fotograaf Alex heeft meegemaakt in een luxe trein in Zuid-Africa in deze column. Lees hier!

Rails 2004 02 Alfa en beta mannetjes

Foto: Lenny Oosterwijk

Soms is een blik in iemands ogen genoeg om een herinnering op te roepen. Ik zat in een café waar twee mannen met elkaar zaten te praten, toen er een derde man binnenkwam. De twee keken even misprijzend naar de nieuwkomer en draaiden zich vervolgens naar de bar. De blik in de ogen van een van hen zag ik eerder, een jaar of acht geleden, tijdens mijn eerste luxe treinreis. Voortgetrokken door een enorme stoomlocomotief reden fotograaf Alex en ik met een ongeveer dertigkoppig gezelschap via Zimbabwe (waar je toen als blanke nog een kans had een straat over te steken zonder gelyncht te worden), Botswana en Johannesburg naar Kaapstad. Die reis stond omschreven als ‘de duurste treinreis ter wereld’, we dineerden (vijf gangen) gekleed in black tie, we sliepen in mahoniehouten suitecoupés, we dronken cocktails in een speciaal ontworpen loungewagon met uitkijkdek.

Ons gezelschap bestond uit Zuid-Afrikanen, gefortuneerde Engelsen, een kolonel van het Amerikaanse leger en twee geslaagde Franse zakenmannen met besuikerpoederde vrouwen. De reis duurde lang genoeg om elkaar goed te leren kennen. De Fransen hielden zich aanvankelijk wat afzijdig van de Engelsen, die met superieure stiff upperlip alleen in Afrika leken rond te lopen om te kijken of er ergens nog een exemplaar van een bedreigde diersoort kon worden opgegeten.

Na een paar dagen ontspanden de Fransen wat en stelden ze zich opener op naar de groep. De verhoudingen werden allengs duidelijker en vooral de Engelsen maakten er een sport van te raden wat er speelde tussen hun overzeese buren. Want er speelde inderdaad iets, dat was zelfs de Afrikaanse bediening duidelijk. De Fransen waren onderverdeeld in een alfa-fransmannetje en een bèta-fransmannetje, die elkaar soms te vuur en te zwaard leken te bestrijden. De alfa/bèta-rolverdeling tussen de fransvrouwtjes was precies omgekeerd, hoewel zij nimmer kibbelden en weinig interesse in elkaar leken te hebben: wanneer een van de fransvrouwtjes langdurig aan het woord was, zat de ander steevast verveeld naar buiten te kijken.

De dag voordat we onze eindbestemming zouden bereiken, werd er in de Lounge Car een ouderwetse Bonte Avond georganiseerd. Iedereen moest verkleed komen en er waren Zuid-Afrikaanse hapjes. Tijdens dat samenzijn kregen de Fransen opnieuw een heftige ruzie, zo fel dat hun vrouwen zich bij het gezelschap excuseerden en naar hun wederzijdse slaapcoupés verdwenen. Mijn Frans is niet geweldig, maar ik begreep dat de mannen een groot zakelijk conflict aan het uitvechten waren. Ze dronken veel en hoe later het werd, hoe minder ze zich stoorden aan hun gezelschap. Intussen waren wij liederen aan het zingen, ieder in onze eigen taal. De Fransen waren nog net bereid samen hun volkslied ten gehore te brengen, daarna gingen ze verder met discussiëren.

Plotseling stond het bèta-fransmannetje woest op en verdween naar zijn wagon. Het alfa-fransmannetje bleef achter bij het gezelschap: hij voerde zijn alcoholinname nog verder op en werd door de Engelsen uitgehoord over hun ruzie. Het bleek inderdaad om een zakelijk conflict te gaan: de Fransen waren samen eigenaars van een bedrijf, maar de ene had de ander tijdens deze treinreis verteld dat hij hem ging uitkopen.

Aj jave won,’ riep hij, nadat hij ons hiervan deelgenoot had gemaakt. ‘Aaaj jaave totally won!‘ Hij riep het zo hard dat zijn testosteronspiegel de luchtdruk in de coupé verhoogde.

Twee dagen later slenterden Alex en ik door Kaapstad. Het was een warme, zinderende middag. Bij een oud statig hotel maakte Alex foto’s. Plotseling zagen we door de draaideur een van de Fransevrouwen naar buiten komen: de echtgenote van het bètamannetje. Eerst groette ze ons uitgelaten, maar toen schrok ze. Achter haar aan kwam nietsvermoedend een van haar landgenoten gelopen, om precies te zijn het alfamannetje. Het was volkomen duidelijk wat zij daar in dat hotel hadden gedaan. De vrouw wendde struisvogelachtig haar hoofd af, maar op het gezicht van de man verscheen een fascinerende glimlach. Zo’n zelfde blik zag ik pas vorige week weer in het café. Die blik in zijn ogen straalde uit: ik ben zo blij dat jullie mij zien, dat iemand registreert dat ik mijn tegenstander nu echt totally heb verslagen .