In deze column bespreekt Ronald Giphart het eetgedrag van Nederlandse koningshuis en waar de koning poept. Lees deze column hier.

Rails 2004 03 Ons worstenhuis

Foto: Lenny Oosterwijk

Mijn dochtertje van bijna vier kan sinds een week eindelijk de ‘r: zeggen. Dat was aanvankelijk een opluchting, omdat ze al een half jaar driftig oefent, maar nu ze de klank onder de tong heeft, kan ze niet meer ophouden en prrropt ze de letterrrr overrrral trrrussen.

‘Tussen, meisje, tussen.’

‘Trussen, prrappa, trussen.’

Op de dag dat ze de ‘r’ leerde zeggen, reed ik met mijn gezin toevallig langs Paleis Het Loo in Apeldoorn, inmiddels een museum, maar van 1668 tot 1972 het zomerse schuilplekje van stadhouders, koningen, prinsen, bezetters en ander adellijk tuig. Tot dan toe had ik een bezoek aan het paleis weten te vermijden, maar toen ik mijn zoontje verrukt ‘Hé, Paleis Het Loo…’ hoorde kirren, wist ik dat tegenstand nutteloos was.

Ik vrees dat de opvoeding van mijn kinderen dramatisch aan het mislukken is. Wat er gebeurd is weet ik niet, maar mijn kinderen zijn beiden rabiaat-conservatieve aanhangers van de koningshuizen van Europa, die van Oranje in het bijzonder. Mijn zoon kijkt gretig naar series over prinsessen en paleizen, en van mijn dochter krijg ik klappen als ik iets te kritisch ben over koningin Breatrix en de scabreuze gedragingen van haar familieleden of als ik een onschuldig grapje maak over ‘ons worstenhuis’.

Een maand voor zijn dood ontving de Brit Alan Davidson vorig jaar de Erasmusprijs voor zijn culinaire boeken, uit handen van de schrik van iedereen met vier poten en een gewei: Prins Bernhard. Naar aanleiding van dit culturele hoogtepunt richtte Paleis Het Loo een speciale tentoonstelling in, getiteld Aan tafel bij zeven koninginnen. Zeg maar: bunkeren met de Oranjes. Of beter: vreten op kosten van het volk. Allemachtig, wat werd er door ons vette vorstenhuis met zijn aristocratische neefjes & nichtjes de twee afgelopen eeuwen ongeloofwaardig gedineet, gesoupeet, gedéjeuneet, getheet en geontbeet.

In zeven vertrekken van het paleis zijn tafels ingericht met authentieke serviezen, kostbare kleden en tafelstukken, het ene nog lelijker dan het andere. Mijn kinderen liepen er dan ook verlekkerd rond, tussen de schuifelende, zich verkneukelende Oranjeklanten, de ene nog bejaarder dan de andere. Zeven zalen met schalen, borden en opgezette lakeien; er leek geen eind aan te komen.

‘Moest de kroningin dat allermaal opeten?’ vroeg mijn dochter geïntimideerd door de overdaad (als voorbereidend anorexia patiënt je doet ze zelf ongeveer anderhalf uur over een half gekookt bintje en twee spruitjes).

De humorloze Oranjevereniging liet zich overigens niet vertederen: mijn kinderen (die in hun enthousiasme over een verguld olifantenvoetje of een porseleinen oestervorkje wel eens ‘oohhh mam’ of ‘sowééé’ riepen) werden misprijzend aangekeken en een enkele maal zelfs moedwillig bijna onder een rollator gelopen.

De onbeschaamdste kamer in Het Loo was met voorsprong die waar de tafel gedekt was zoals voor het diner dat koningin Beatrix op 5 juli 1988 aanbood aan koningin Elizabeth van Engeland. Hoewel het paleis sinds 1972 dienstdoet als Rijksmuseum, mag de koningin het gebouw nog steeds gebruiken voor haar kinderpartijtjes. In 1988 was het precies driehonderd jaar geleden dat de Nederlandse stadhouder Willem III samen met zijn echtgenote zijn schoonvader van de Engelse troon verjoeg (de Glorious Revolution). In iedere familie gebeurt wel eens wat, maar voor de Oranje-Nassautjes en de Windsortjes is dat reden om het driehonderd jaar later ongegeneerd op een schransen en een zuipen te zetten.

Terwijl ik me stond kwaad te maken op die twee tiefrijke koningsfamilies die politiek zogenaamd niets in de melk te brokkelen hebben en louter in functie blijven omdat geen enkele politieke partij ook maar durft te suggereren dat een parlementaire monarchie een infantiel systeem is dat de democratie ondermijnt, vroeg mijn dochtertje zachtjes: ‘Prappa, waar moet de kroningin proepen?’

‘Wat bedoel je?’ vroeg ik, en ik zag een gerimpeld oranjeappeltje ons vanachter haar rollator boos begluren.

‘Wáár próépt de kroningin?’

Goede vraag. Hoewel in iedere nis van het paleis tafels stonden met borden en kristal, was er nergens een ouderwets koninklijk schijthok te vinden.

‘De koningin proept niet,’ legde ik mijn dochter rustig uit. Ze keek me oprecht verbaasd aan. ‘De koningin poept.’