In de aanloop naar het WK voetbal deze zomer bij de oosterburen, schrijft Ronald Giphart elke maand over Duitsland en de Duitsers. Dit keer: mag je lachen om Duitsers?
BEELD: MARC HEEMAN
Een paar weken geleden zond Nederland 3 een documentaire uit over de parochie van de gemeente Sittard. Ik heb deze film niet gezien, maar een vriend vertelde mij erover. Op een gegeven moment sprak de deken van de parochie zijn pastors toe over de nieuw benoemde paus Benedictus XVI, de Duitser Joseph Ratzinger. De deken merkte droogkomisch op: ‘De oude paus zei altijd “bedank vor die bloeme,” dus de nieuwe zal wel zeggen “bedank vor de fietse”…’ Ik vind dit een opmerkelijke grap. Het kenmerkt de zelfspot van katholieken, waarbij er zelfs over de één na grootste baas spotternijen kunnen worden gemaakt, maar het geeft ook aan dat voor de generatie van die deken de Tweede Wereldoorlog nog steeds een referentiekader is. Ik denk niet dat deze grap voortkomt uit een aversie tegen Duitsers.
Sinds ik op deze plek columns schrijf over Duitsland, heb ik in vergelijking veel meer reacties gehad dan op columns over vergelijkbare zaken. Velen zijn boos omdat mijn stukjes voeding zouden geven aan bestaande stereotypen. Lezeres A. Adolphs schreef: ‘Bijna twintig jaar woon ik in Nederland, ben vanwege mijn Duitse achtergrond al herhaaldelijk als kanker-, rot- en kutmof uitgescholden, bedreigd, bespuugd en op elfjarige (!) leeftijd op Bevrijdingsdag in elkaar geslagen door twee Nederlandse meisjes die vonden dat ik als Duitse niet het recht heb om in Nederland te wonen.’
Daar word je even stil van. De volstrekte stupiditeit die uit het Nederlandse gedrag jegens Duitsers spreekt, wekt schaamte op en kan niet duidelijk genoeg worden verontschuldigd en aangepakt. Iemand uitschelden, laat staan fysiek bejegenen op basis van iemands geboorteland is van een ongehoordheid die somber stemt. ‘Grappen maken over…’ vind ik een ander verhaal. Er wordt in Nederland – zonder iemand onrecht aan te doen – de spot gedreven met Brabanders, Amsterdammers, Friezen, katholieken, met vele andere bevolkingsgroepen, en dus ook met Duitsers. In Duitsland zelf worden ook grappen gemaakt over bevolkingsgroepen: over ossies, wessies, en over ‘Zuidzweden’ (zoals men inwoners van Noord-Duitsland pleegt te noemen). De schrijver Heinrich Heine schreef over Ostfriesen: ‘Ze spreken met een dialect waarvan het verbaast dat ze het zelf verstaan.’ Een goede grap, die toch niet zal uitnodigen om op straat onschuldige Oost-Friezen te gaan bespugen.
A. Adolphs deed onderzoek naar Duitse stereotypen onder Nederlandse jongeren. Een van de hoofdoorzaken van negatieve typeringen van Duitsers zou een voortdurende associatie door de media met de Tweede Wereldoorlog zijn. Tja. Is dat een reden om het maar niet meer over de Tweede Wereldoorlog te hebben, of niet meer de associatie met Duitsland te maken?
In mijn vorige column kondigde ik aan een lijst te zullen geven hoe wij Nederlanders deze zomer een beetje sympathiek kunnen overkomen, eine kleine Wiedergutmachung van onze kant (en dan heb ik het dus niet over de laagschedeligen die een oranje Duitse helm opzetten om hun genegenheid te tonen). Laat me dat volgende maand doen, dan beloof ik ook dat ik geen enkele verwijzing zal maken naar… kom, de hoeveelste Wereldoorlog was het ook alweer?
DUITSE WITZEN OVER OOST-FRIEZEN
Warum tragen die Ostfriesen Holzschuhe?
Damitsiesich beim grasen nichtindie Zehen beissen!
(Vertaling: Waarom dragen Oost-Friezen klompen? Zodat ze bij het grazen niet in hun tenen bijten!)
Warum haben die Ostfriesen so schwarze Fingernägel?
Weilsiesich immeram Oeichhochziehen, um zu sehen,ob das Meer nochda ist!
(Vertaling: Waarom hebben Oost-Friezen zwarte vingernagels? Ze trekken zich altijd aan de dijk omhoog om te kijken of de zee er nog ligt’)