Ramp voor het land

De Volkskrant, 9 oktober 2008

Eergisteren was ik te gast bij een talkshow waar door iedereen grappen werden gemaakt over de opmerking van Frits Spits dat zijn optreden bij De wereld Draait Door ‘niet goed was voor het land’.

Voor wie de opwinding heeft gemist: de Radio 2-presentator wilde bij Matthijs van Nieuwkerk een boekje pluggen, maar de laatste praatte liever over Spits’ gloriejaren. Een dag later gaf Spits een interview aan RTL Boulevard, waarin hij als een bestolen weekdier somber in de lens verklaarde dat ‘die flapdrol Van Nieuwkerk’ hem niet met respect had behandeld. Spits zag zijn onrecht in een nogal grotesk verband. ‘Ik wil niet in zo’n samenleving leven’, zei hij geëmotioneerd. Tranen wegknijpend: ‘Dit is voor het land niet goed. Het gaat mij om waarachtigheid, om schoonheid en om echtheid. Dat je de mensen in het leven eerlijk in de ogen kan kijken. Dat kan niet meer.’

Fluisterend herhaalde hij zijn laatste woorden. ‘Dat kan niet meer. Afgelopen.’

Hij barstte in huilen uit.

‘Het is echt een ramp, gewoon.’

Deze uitspraak deed mij denken aan mijn eerste tv-optreden, op 5 oktober 1992. U weet wellicht nog dat er op 4 oktober een Boeing 747 neerstortte op de Amsterdamse Bijlmer. Mijn optreden bij het praatprogramma van Margreet Dolman stond al een paar weken voor deze ramp gepland. De ochtend van de 5de werd ik gebeld door een hevig geëmotioneerde Paul Haenen. Hij wilde zijn programma ondanks de crash door laten gaan, maar uit piëteit had hij besloten zijn verkleedkleren in zijn kist te laten. Hij zou als zichzelf met gewone mensen gaan praten over het vliegtuigongeluk. Desondanks vroeg hij me om wel aanwezig te zijn, mocht het gesprek met het publiek niet vlotten.

Uiteraard stemde ik toe, wat wist ik van tv? Die maandagavond zonden alle actualiteitenprogramma’s reportages uit over de ramp. Om elf uur begon de show van Haenen. Geëmotioneerd sprak hij zijn publiek toe, en hierna liep hij met een loopmicrofoon de zaal in.

‘Waar was u gisteravond?’ vroeg hij empathisch aan een bezoeker.

‘Thuis…’

‘En wat vond u van de gebeurtenis?’

‘Ja, verschrikkelijk.’

Haenen knikte en stapte op iemand anders af. Waar deze man de avond ervoor was geweest, vroeg hij. Thuis. En wat hij van de gebeurtenis had gevonden. Ja, verschrikkelijk. Een derde bezoeker kreeg dezelfde vragen, en een vierde, een vijfde, en daarna was het onderwerp behandeld.

‘Er gebeuren ook nog andere dingen in de wereld: hoorde ik Paul plotseling zeggen. ‘Zo is er een jonge schrijver die onlangs zijn debuut heeft gepubliceerd.’

Tot mijn schrik werd ik door een opnameleider op het podium geleid. Hierna volgde het meest wezenloze tv-gesprek dat ik ooit heb gevoerd.

‘Waar was jij gisteravond?’ begon Haenen.

‘Thuis.’

‘En wat vond jij van de gebeurtenis?’

‘Ja, verschrikkelijk: zei ik.

Paul stamelde.

‘Enne…’ Hij wachtte, en in pure wanhoop vroeg hij: ‘Is er een overeenkomst tussen deze ramp en jouw boek Ik ook van jou?’

Nu was het mijn beurt om te stamelen. In het licht van de dood van 43 mensen praat het niet prettig over een vrolijke vakantieliefde. Ik aarzelde langdurig, en ik herinner dat we hierna niet heel lang meer over mijn romannetje hebben gepraat. Wat helemaal geen ramp was en voor het land uiteindelijk ook niet uitmaakte.