Resort

de Volkskrant, 5 mei 2011

Net als de voorgaande dagen zijn de jongens van het hotel bezig ligkussens op de strandstoelen te leggen. Verderop vult een serveerster wederom de voorraad van de zwembadbar aan. Een lauwe ochtendbries waait nog almaar door de pluimen en takken van de tamarisken. Het Doryssa Seaside Resort op het Griekse eiland Samos maakt zich op voor weer een stralende dag.

Ik ben op een leeftijd dat ik mijn vooroordelen per definitie wantrouw. Te vaak in mijn leven blijkt de werkelijkheid niet overeen te komen met hoe ik dacht dat de wereld in elkaar steekt. Een vakantieresort, ik was er nog nooit geweest en had niet gedacht dat ik er ooit vrijwillig zou verkeren.

Bij een resort stelde ik me een Bijlmerbajes voor, waar dronken en ontblote Oost-Europeanen eetzalen, barren en zwembaden terroriseren met geschreeuw en gezang. Drie seizoenen Oh Oh Cherso geconcentreerd op één plek. Bij iedere maaltijd vallen gasten als hongerige piranha’s aan op troggen inspiratieloze vleesblubber uit gaarkeukens.

De rustige (‘Russian free’) plek waar wij met vier Nederlandse gezinnen zijn neergestreken is het tegendeel van dit angstbeeld. Wij kwamen afgelopen vrijdag aan, de eerste dag van het zomerseizoen. De hele winter had het complex er verlaten bijgelegen.

Het was alsof we rondliepen in een documentaire van Michiel van Erp over een opstartend hotel. Kamermeisjes legden gewassen dekbedden en nieuwe kussens op de bedden, tuinmannen sloten sproeiers aan, drie monteurs stortten zich op een biertap. Alles in het gebouw ademde en ademt verwachtingsvol naar de naderende maanden van zon en vertier.

Er zijn nog niet veel gasten in het enorme complex en de vakantiegangers die er aan het strand zitten, zijn vrijwel allemaal Nederlanders. Ik en mensen die het verschrikkelijk vinden om in het buitenland landgenoten tegen te komen, en ook dit is een oordeel dat ik vroeger tijden koesterde. Waarom zou het vervelend zijn om in verre oorden Nederlanders tegen het lijf te lopen? Zouden Engelsen of Fransen ook lijden aan deze vorm van zelfhaat? (Hoe vond je de Taj Mahal? Mwah, om ons heen werd Nederlands gesproken. Hoe was de Chinese muur? Bovenop stond een gezin uit Meppel, dan hoeft het van mij niet meer). Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik niets heb tegen Nederlanders, zo lang ze maar niet schreeuwen.

Inmiddels liggen mijn reisgenoten aan het strand, terwijl onze kinderen door een waterscooter met een rubber band erachter over het zeeoppervlak worden getrokken. Ik zit op het terras van de strandbar achter mijn computer.

Er is een Japanse film genaamd After Life (Wunadâfuru Raifu) waarin mensen na hun dood drie dagen de tijd krijgen om een moment uit hun leven te kiezen waaraan ze het meest waarde hechten. De door hen gekozen herinnering wordt dan hun eeuwigheid. Eén meisje koos in de film een bezoek aan Disneyland, een oudere heer een dag uit zijn jeugd, een bejaarde vrouw de keer dat ze heeft gedanst voor een groep jongens.

Een tot de verbeelding sprekende gedachte. Ik heb een hardnekkig vooroordeel over ‘het leven hierna’, maar deze zon, de kinderen scherend over het water, de vrienden onbezorgd aan zee: een herinnering die nog geen herinnering is. Dit moment de eeuwigheid.