Richtingloze begin-dertigers

Het Parool, 23 september 1994

DOUGLAS COUPLAND: LEVEN NA GOD

Ik probeer nu al een halfuur te beginnen met een mooie en intrigerende passage uit Leven na God, de net vertaalde verhalenbundel van de Canadese wealthy young man DouglasCoupland, maar het probleem is dat ik geen keuze kan maken. Er staan namelijk erg veel mooie en intrigerende passages in het boek. Leven na God bestaat uit acht verhalen, die zijn onderverdeeld in tientallen mini-hoofdstukjes. Coupland heeft deze verhaaltjes alle zelf geïllustreerd met niet eens zo veel erg verschrikkelijke tekeningen. Deze bijzondere vorm pakt boven verwachting goed uit.

Ik geloof dat je de meeste van de echt belangrijke literatuur tegen je dertigste wel hebt gelezen. Daarna wordt de literatuur zoiets als water dat over de rand loopt van een beker die al vol is. Nieuwe boeken komen niet op dezelfde manier aan, of met dezelfde kracht.

Deze gedachte, ja zelfs de hele bovenstaande alinea, komt letterlijk uit Leven na God, zij het dat ik ‘herinneringen’ heb veranderd in ‘literatuur’, ‘verzameld’ in ‘gelezen’ en ‘ervaringen’ in ‘boeken’. Ik bedoel te zeggen dat ik gelukkig nog geen dertig ben en dat boeken als Leven na God (dat in de Engelstalige versie het meeste weg heeft van een zakbijbeltje) bij mij derhalve nog erg veel indruk maken.

De hoofdpersonen in Leven na God zijn allen richtingloze begin-dertigers, die vermoeden dat ze het leven al hebben geleefd. Zij behoren tot de eerste generatie die is opgegroeid zonder godsdienst en religieuze zingeving, en dat geeft problemen genoeg. Zo luistert de licht criminele hoofdpersoon van het verhaal ‘In de woestijn’ (dat aan R.E.M.-zanger Michael Stipe is opgedragen) op zijn autoradio naar een christelijke zender: “Ze klonken of ze oprecht geloofden in wat ze zeiden, en dus besloot ik voor één keer te luisteren en er achter te komen waar ze nu precies in geloofden, te begrijpen wat Geloof nu eigenlijk was (…) Terwijl ik die mensen hoorde begon ik het gevoel te krijgen dat mij iets ontbrak. Ik kreeg een gevoel alsof Jezus sex was – of liever gezegd, ik kreeg een gevoel alsof ik uit een andere wereld kwam, waar geen sex bestond, en op Aarde aan- kwam, waar iedereen het over seks had en hoe lekker dat wel was, me hun porno liet zien en hun hele leven rond sex had opgebouwd, maar ik was voor altijd afgesneden van de ware seksuele ervaring.”

Nadat zijn auto panne heeft gekregen, raakt deze hoofdpersoon verdwaald in de duistere Mojave-woestijn in Californië. Na een tijdje loopt een verlepte zwerver een stuk met hem op. Hij hoopt van hem eenvoudige, diepe wijsheden te horen, maar de man murmelt slechts over Republikeinse samenzweringen en prinses Caroline van Monaco. Als hij ervan overtuigd is dat er niets zinnigs meer uit de zwerver komt, wijst deze man hem met een enorme wilsinspanning toch nog de weg, als ware hij plotseling heel even normaal. Terugdenkend aan het verweerde gezicht van de zwerver besluit de hoofdpersoon ‘dat er nog steeds iets is waar je in kunt geloven als er niets meer is om in te geloven.

Het missen van een Godsbeeld, het zoeken naar (religieuze) zingeving terwijl je weet dat God niet bestaat, is een van de gedachten achter Leven na God. A priori is dit niet wat mij zo aanspreekt in het boek. Waar ik me meer door liet overdonderen, was de overvloed aan mooie zinnen, simpele waarheden (‘soms merk je pas dat je een slecht humeur hebt als iemand anders je directe omgeving betreedt’), prachtige beelden en metaforen die diepzinning zijn zonder te irriteren. Coupland vertelt in Leven na God vele eeuwige verhalen, van groepen adolescenten die ouder worden en elkaar verliezen, van meisjes die door hun vriend worden mishandeld maar toch van die jongen blijven houden, van een zus die in de puberteit raakt en zich zo onmogelijk maakt dat ze wegloopt, van mensen die zich ongelukkig voelen maar toch bij elkaar blijven.

Soms is het boek ontluisterend eerlijk. “Mijn grootste angst is dat ik ooit trouw en dan op die man afknap,” zegt bijvoorbeeld een meisje tegen Scout, de hoofdpersoon van het slotverhaal. Hij antwoordt: “Zal ik je eens wat vertellen. Kris? Dat is de grote angst van iedereen. Maar de meeste mensen komen er wel weer overheen.”

In het verhaal ‘Gettysburg’ vertelt een jonge vader aan zijn nog veel jongere dochter: “Als je jong bent, heb je altijd het gevoel dat het volgende week begint, of volgende maand, volgend jaar, na de vakantie – of wanneer dan ook. Maar dan ben je plotseling oud en het leven waar je op zat te wachten, is niet gekomen.”

Zo uit zijn verband gerukt lijken deze zinsneden uit een boekje Canadese Wijsheden te zijn geplukt, maar in Leven na God komen ze hard aan. Het mooist in het boek vond ik misschien wel het verhaal van het punkmeisje Cathy. Als Cathy’s ruwe vriendje Pup-Tent ervandoor gaat met een ander, vraagt ze aan de met zichzelf tobbende hoofdpersoon of hij haar naar een enorm verboden drinkwaterreservoir in de bergen bij Vancouver wil brengen. Eenmaal bij het glasachtige stille water haalt zij een klein plastic zakje tevoorschijn, waarin twee goudvissen zitten die ze van Pup-Tent heeft gekregen. .Als ze de visjes heeft losgelaten in het grote lege meer, roept ze hen na: “En bij elkaar blijven, hè? Jullie zijn elkaars enige kans.” RONALD GIPHART