De Volkskrant, 20 maart 2012
Soms hoor ik mensen lugubere gezegden gebruiken als ‘over je eigen schaduw springen’, ‘outside the box-denken’ of ‘uit je comfortzone komen’. Tegenwoordig lijken vooral marketeers en politici dit soort omschrijvingen te galmen, maar de gedachte erachter bestaat veel langer. Al in het begin van de vorige eeuw sprak de Russische literatuurwetenschapper Vietor Sjklovski van het ‘de-automatiseren van de werkelijkheid’, een techniek om via vervreemding de blik waarmee mensen de wereld bekijken, aan te passen.
Vorige week liep ik met een klein gezelschap langs het enorme drijvende Chinese restaurant op het IJ in Amsterdam. Iedereen die de stad met de trein bezoekt, zal dit watermark genaamd Sea Palace kennen. Gebouwd als een typische Chinese tempel kijkt het metershoge schip uit over de rivier en de stad. Ik had er nog nooit gegeten en mijn gezelschap evenmin.
Jan, een van mijn kennissen, was toevallig net terug van een verblijf in Azië, waar hij zich had verlustigd aan de overweldigende rijkheid van de lokale keukens. Hij vertelde er zo enthousiast over dat we allen werden overmand door een verlangen naar Chinese smaken, Kantonese bereidingen, Sichuanese gerechten, Shanghaise producten. We hadden kunnen doorlopen naar de Zeedijk, met zijn vele authentieke oosterse eethuizen, maar onze hunkering was plotseling zo dwingend dat we over onze schaduwen de loopplank van Sea Palace stapten.
Een goed teken: in de eetzaal op de tweede verdieping zaten louter Aziaten. We werden geplaceerd aan een tafel met – leerde Jan ons – een zogenaamde ‘Lazy Susan’, een rond blad dat kan draaien. Veel (Chinese) restaurants hebben tafels met deze plateaus waarop gerechten kunnen worden gepresenteerd. Waarom zo’n draaiblad een Lazy Susan heet, weet niemand, de mysterieuze term kwam al voor in de 18de eeuw (zou het voor altijd zijn weggezakt in het moeras van de tijd: wie die Susan was en waarom ze lui werd genoemd?)
De ober van Sea Palace gaf ons een menukaart en een potlood, en vertelde er in een Amsterdams-Chinees bij dat wij onze bestelling lunchhapjes zelf moesten aanstrepen. De namen van de dimsum-gerechtjes stonden erbij geschreven in Chinese karakters, met tussen haakjes – toch handig – de westerse notatie. Omdat we geen keuze konden maken tussen gerechtjes als Tai Chi Kaw, Wo Tiep en Foe Pee Kun (al was het alleen maar omdat we geen flauw idee hadden wat ze behelsden), stelde iemand voor om blind in het diepe te springen en lukraak hapjes aan te vinken.
De ober vond dit prima, al ontraadde hij ons één gerecht omdat het volgens hem een té acquired taste was voor onze tere westerse monden (‘pezen in slijm’ legde hij uit). Hierop vertelde Jan van het enige hapje dat hij tijdens zijn verblijf met enige argwaan had gegeten. Alle Chinese culinaire extremiteiten had hij vrij van geest en mond proberen te verorberen, maar alleen bij een nagerecht genaamd ‘hasma’ had hij toch even moeten slikken.
Hasma wordt gemaakt van de gedroogde eierstokken van de Aziatische bruine kikker, geserveerd in een siroop met vruchten en noten. Toegegeven, dat zou voor mij toch ook een te grote sprong outside de schaduw van mijn comfortbox zijn. De gastronomische werkelijkheid hoeft ook niet te luguber worden gede-automatiseerd.