Schrijvers, zuiplappen

De Volkskrant, 18 december 2008

De Lagavulin smaakte als een net gelooide riem. Ik zat met twee collega-schrijvers in een café achter een glas malt-whisky. Er kwam een jongen voor ons staan, type drankorgeltje tingeling, die onsamenhangend begon te brallen: ‘Schrijvers! Zuiplappen!’

De mythe wil dat alle schrijvers en kunstenaars alcoholist zijn. Dit beeld is ontstaan in Frankrijk. De term ‘alcoholisme’ kwam voor het eerst voor in een Frans woordenboek uit 1858, de tijd dat de zogenoemde romantici zochten naar manieren om de werkelijkheid te ontvluchten. De roes die alcohol gaf, was zo’n methode, naast hasjiesj, opium, absint, seks en het schrijven van onleesbare poëzie.

Drank was een middel om te ontsnappen aan het benauwde burgerlijke leven. Kunstenaars wilden zich afzetten tegen de bourgeoisie, en het doel van een kunstenaar was te zoeken naar grenservaringen. ‘U moet ononderbroken dronken zijn’, was een beroemd geworden advies van de dichter Charles Baudelaire. Door zijn overmatige alcoholgebruik zette de kunstenaar de vaste kleingeestelijke orde op losse schroeven, ridiculiseerde die zelfs.

De afgelopen anderhalve eeuw zijn er vele grote kunstzinnige drinkers geweest. Picasso, Van Gogh, Jacksen Pollock en schrijvers als Dylan Thomas, Malcolm Lowry, Charles Bukowski en Marguerite Duras, die sommige van haar boeken schreef terwijl ze zes liter wijn per dag dronk. Ooit zei zij hierover: “s Nachts wakker worden en gaan drinken. De enige in de stad zijn die wakker is. Beslist het sterven waard.’ Ze overleed op haar 82ste aan keelkanker.

Ook de Nederlandstalige literatuur kent vele (ex-)drinkende schrijvers: Herman Brusselmans, Jeroen Brouwers, selfkicker Johnny van Doorn en de onnavolgbare August Willemsen.

De vraag is waarom alcohol wordt geassocieerd met creativiteit. Er zijn wetenschappers die dit verband ten enenmale ontkennen, maar er zijn ook veel studies gedaan waaruit blijkt dat (een beetje) alcohol wel degelijk kan helpen. Onder normale omstandigheden houdt onze linkerhersenhelft als een politieagent de rechterhelft in bedwang. Dat heet rationaliteit, oftewel: zolang de linkerhelft het voor het zeggen heeft, blijven we verstandelijk denken.

Creativiteit komt volgens sommigen neer op het verbinden van twee schijnbaar willekeurige begrippen. De politieagent van het rationele denken kan dit proces in de weg zitten, en daarom kan het behulpzaam zijn die bewaker tijdelijk te verdoven. Door het nuttigen van een glas alcohol, whisky bijvoorbeeld, kijkt de linkerhersenhelft even de andere kant op en kan de rechterhel vrijelijk associëren.

Oorspronkelijk – ik ga even associëren – komt het woord whisky van het Schots-Gaelische woord voor levenswater: usquebaugh, wat klinkt als iemand die zich verslikt in een Rennie. Anderen beweren dat de naam komt van het lers-Gaelische uisce beatha, uitgesproken als ‘iesjkje bjaha’, zo’n beetje als die vroegere middenvelder van Sparta.

En voor wie het per se weten wil: er zijn meer dan drieduizend merken whisky, en om en nabij de 117 bijzondere single-maltwhisky’s van gemoute gerst. De namen van deze merken spreken erg tot de verbeelding en klinken als de geluiden wanneer je boven de pot staat omdat je te veel whisky hebt gedronken. Allt-A-Bhaine. Auchentoshan. Bruichladdich. Bunnahabhain. Craigellachie. Dailluaine. Dalwhinnie. Glendronach. Glenmorangie. Laphroaig. Mannochmore. Inchmurrin.

Ik ken een schrijver – het toeval wil dat ik het zelf ben – die in een roman een hoofdpersoon de maltwhisky Lagavulin laat drinken. Een criticus vond dat ik te ver was gegaan in de seksuele beschrijvingen, en gaf als voorbeeld dat ik zelfs had gegoocheld met de naam van het merk. ‘Lagavulin’, schreef hij, ‘is natuurlijk een anagram van lul en vagina.’ Op die vondst heb ik nog een extra glaasje ingeschonken