Kijk Magazine 2011, nummer 8
Laatst vroeg iemand me tijdens een lezing of ik ‘seksverslaafd’ was. Pardon? Dat vroeg hij omdat het in deze columns voortdurend lijkt te gaan over de fascinerende lokroep van de onderbuik. En dat klopt: op deze plek schrijf ik over ‘de wetenschap achter liefde en seksualiteit’. Dat is een mooi onderzoeksterrein, waar ik met graagte over uitweidt, al was het maar omdat de gemiddelde mens aan het eind van zijn leven tussen de tweeduizend en drieduizend keer de liefde heeft bedreven.
We moeten trouwens vraagtekens zetten bij de term ‘seksverslaafd’. In tabloids en op populaire sites is seksverslaving het snoepje van de week. Bekende acteurs, sportmannen en andere beroemdheden hebben zich de afgelopen tijd gretig laten behandelen voor hun drang toe te geven aan de jeuk rondom hun geslachtsdelen. Er verschijnen sensationele artikelen over de pornoverslaving van vrouwen (volgens sommige onderzoeken zou één op de zeven online-vrouwen zichzelf ‘verslaafd aan sekssites’ noemen), sekstherapieën en zelfhulpboeken die zouden helpen om het monster van de lust tegen te gaan. De toenemende seksverslaving zou te maken hebben met het internet, waar beeldmateriaal van alle mogelijke seksuele aberraties ongelimiteerd voor iedereen te verkrijgen is, en waar chatpagina’s de mogelijkheid bieden om – verborgen voor partners en omgeving – in contact te komen met potentiële bedpartners.
Bij vrouwen leiden deze virtuele sekscontacten overigens twee keer zo vaak als bij mannen tot ontmoetingen in het echte leven. En dankzij internet is seks uit de privésfeer getrokken: uit onderzoek blijkt dat 70 procent van het pornografisch dataverkeer wordt bekeken tijdens kantooruren. Dat betekent dat er bij bedrijven en instellingen onvoorstelbaar veel vieze filmpjes voorbijkomen, hoewel slechts 20 procent van de mannen en 13 procent van de vrouwen toegeeft deze weleens op het werk aan te klikken. Maar of dat nou tekenen van verslaving zijn?
Onder seksuologen en psychologen woedt een heftig debat of het vermeende fenomeen slaat op een daadwerkelijke verslaving, of het überhaupt een ziekelijke psychologische gesteldheid mag worden genoemd of dat seksverslaving simpelweg niet bestaat. Feit is dat iedereen seksuele behoeften en gedragingen heeft, die per persoon in grote mate verschillen. Seksverslaving lijkt vooral soms een makkelijk excuus voor vreemdgaande echtelieden (‘het is niet mijn schuld dat ik al je vrienden heb versierd, schatje, het is mijn verslaving…’)
Er wordt vaak beweerd dat mensen seksverslaafd raken omdat ze hunkeren naar de shots dopamine en adrenaline die na een orgasme door de hersenen worden gepompt. Toch zijn er veel deskundigen die – zonder te ontkennen dat een orgasme voor lekkere stofjes zorgt – eraan twijfelen of seks verslavend is, zoals cocaïne of heroïne dat zijn. Seks is geen wit poeder. Zij spreken bij seksueel zeer actieve mensen liever over afhankelijkheid of over ‘een compulsieve gedragsstoornis met seksuele handelingen als obsessie’.
Een andere term is hyperseksualiteit. Dan is het libido van een persoon aanmerkelijk groter dan wat door de samenleving als normaal wordt beschouwd. Zeg maar nymfomanen, sletten, allesneukers en ‘zij die alles grijpen van 37 oe dat minder hard loopt dan een lama’.