Sharon Dijksma

Uit VaraGids nr. 47, 25 november – 1 december 2023

Stadgenoot Ronald Giphart in gesprek met de burgemeester van Utrecht, die vooral ook burgermoeder wil zijn.

Aanleiding voor dit gesprek is jouw deelname aan De mensenbieb van Omroep Human, een bibliotheek waar kinderen geen boeken kunnen lenen, maar echte mensen en hun levensverhalen. Zo was er een elfjarige jongen die graag jou wilde lenen, omdat hij alles wilde weten over het vak van burgemeester. Ik voel me een beetje die elfjarige jongen… Nou, wat wil je weten?

Waar je vandaan komt, wie je ouders zijn, hoe je opvoeding is geweest. Ik ben letterlijk opgegroeid onder de rook van de stad Groningen. Die rook was de geur van de suikerfabriek in Hoogkerk. Mijn ouders waren middenstanders, net als mijn grootouders. Ook mijn andere grootouders hadden zichzelf opgewerkt. Dat heeft in de kern onze familie gekenmerkt: dat het allemaal seIf made mensen waren.

Middenstanders. Dus niet per se een links milieu? De politieke polarisatie van de jaren 70 was bij ons tot in de krochten van de familie voelbaar. Mijn grootvader van moeders kant en mijn moeder stemden Partij van de Arbeid, maar mijn vader op Hans Wiegel, en daar hadden ze altijd bonje over. Liefdevol, maar scherp. Mijn vader had allemaal gevleugelde uitspraken als ‘wie niet werkt, zal niet eten’. Dat vond ik als kind heel onrechtvaardig. Ik denk dat dit kwam, en dat zie ik ook bij mijn moeder en mijn broer terug, door een groot ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel.

Was het destijds niet ook de tijdgeest om links te zijn, zeker onder jonge mensen? Ja, misschien wel, hoewel ik in mijn klas maar één ander meisje kende dat er ook zo over dacht. Wij werden een beetje weird gevonden. Wij schreven bijvoorbeeld protestliedjes tegen de komst van de ringweg om Groningen. (Zingend): ‘De weg moet weg. De weg moet weg’.

Wat voor meisje was je? Ik las dat je op wedstrijdzwemmen zat. Ja, dat heb ik lang gedaan en inderdaad zwom ik ook wedstrijden. Maar mijn vader overleed begin jaren 80 na een ongeluk, toen ik tien jaar was. Hij ging vaak met mij mee, en toen hij dus niet meer op de tribune zat om mij aan te moedigen, wilde ik niet meer naar het zwembad toe. Het was te confronterend. Ik miste hem.

Ik merk aan je – en je voorlichter heeft me dat ook verteld – dat je er niet per se van houdt om in interviews al te persoonlijke dingen te vertellen. Nu sprak ik voorafgaand aan dit gesprek AD/Utrechts Nieuwsblad-columnist Jerry Goossens, misschien wel de strengste criticaster van het Utrechtse stadsbestuur. Hij roemde je omdat je als burgemeester én een adresboekje bleek te hebben met vele nummers van voor de stad belangrijke mensen én omdat je sinds je komst veel menselijkheid hebt getoond. Bij dat laatste moet ‘het persoonlijke’ toch ook een rol spelen? Dit ambt is een van de weinige bestuurlijke functies waarin je nog heel dicht bij mensen mag komen en waarin je ook een heel groot vertrouwen van mensen krijgt. Dat is uitermate kostbaar, dat vertrouwen mag je niet verspillen. Zoiets merk ik op bijzondere momenten. Mensen worden honderd, mensen zijn zeventig jaar getrouwd, mensen krijgen een onderscheiding. Maar ik merk het ook bij momenten van onnoemlijk verdriet. De herdenking van de slachtoffers van de tramaanslag, bijvoorbeeld. Ik ga vaak langs bij slachtoffers van verkeersongevallen of hun familieleden.

Helpt het voor jou bij zo’n ontmoeting dat je dat zelf hebt meegemaakt? Vanwege onze calvinistische achtergrond is rouw in Nederland vaak een heel moeilijk begaanbaar pad. Dat betekent dat mensen die in een tragische situatie belanden het regelmatig meemaken dat ze in hun rouw worden genegeerd. Omdat ik het zelf van zo nabij heb meegemaakt, schroom ik denk ik wat minder om het over de dood te hebben of te vertellen wat verdriet met je doet. Ik ben niet alleen burgemeester, maar ook burgermoeder. Hoewel ik moest wennen aan dat woord, heb ik het inmiddels omarmd, Daarin zit ook een verwachting: dat je in staat moet zijn om mensen te troosten, of in ieder geval om de nabijheid die ze van jou vragen, te kunnen bieden.

Hoe ben je er zelf destijds met de rouw om je vader uitgekomen? Zijn ongeluk heeft mij gevormd. Ik bedoel: je bent 35, je wordt geschept en je bent dood. Dat is heftig. Dus ik begrijp dat mensen het moeilijk vonden om het er met een meisje van elf over te hebben. Vandaag de dag hebben we allemaal rijen aan psychotherapeuten klaarstaan, goddank, maar in die tijd waren die er niet. Laatst zei mijn hoofdofficier van justitie, over iets heel anders: ‘If it doesn’t kill you, it makes you stronger’ Dat is waar. Als iets je heel diep raakt en je weet een weg te vinden om ermee om te gaan, ben je uiteindelijk sterker geworden. Er is niet één recept om er bovenop te komen. Ik heb heel veel liefde van mijn moeder en mijn grootmoeders gekregen, en veel ruimte ook om opstandig te zijn. Ik mocht bijvoorbeeld als veertienjarige al bij de Jonge Socialisten, dat stond mijn moeder me toe.

Hoe komt een veertienjarig Gronings meisje bij de JS? In 1983 werd er een grote scholie renstaking georganiseerd tegen de plaatsing van kruisraketten. Op mijn middelbare school, het RSG Kamerlingh Onnes, waren er bijna geen leerlingen die dit wilden organiseren, dus ben ik dat gaan doen, na lange discussies met de rector. Op de dag van de staking stond ik als een van weinige leerlingen van mijn school op de Grote Markt in Groningen. Dat was best sneu, want ik kende niemand en liep er maar een beetje verloren rond. Er waren standjes van politieke jongerenorganisaties. Een JS’er sprak mij aan, en hij heeft me enthousiast gemaakt.

Hij zag dat je politiek talent had, neem ik aan. Het zal de combinatie zijn geweest van heel jong zijn en heel bevlogen. Dus die jongen zal hebben gedacht: nou, dat meisje harken we gewoon even binnen. Dit heeft hij overigens groots en meeslepend gedaan, want ik werd meteen lid van de club, al vond ik het in begin vreselijk omdat er alleen maar studenten rondliepen. Ik was de enige puber.

Was de JS destijds – ik probeer het aardig te formuleren – een soort kruising tussen een familie en een sekte? Ja, zeker. Het was natuurlijk gewoon een bubbel, maar wel een bubbel waar ik mijn vleugels kon uitslaan, al ging dat niet zonder slag of stoot. Maar het was inderdaad een besloten club waarin erg naar elkaar werd gekeken.

Op een gegeven moment ging je ook vaak naar Amsterdam, naar landelijke bijeenkomsten, en werd je zelfs voorzitter van de landelijke tak. Wat heb je bij de Jonge Socialisten geleerd? Vooral om voor mezelf op te komen, want dat vond ik in het begin moeilijk. Het was nooit fysiek, maar verbaal heb ik echt moeten knokken, en dat moet je leren. Voordat ik kwam werd de club overheerst door mannen en ik heb denk ik een belangrijke rol gespeeld om meer ruimte te creëren voor echte jongeren, en dan vooral meisjes. Ik herinner me nog dat we naar Assen gingen om met scholieren te praten. Die hadden als leerlingen natuurlijk geen enkele behoefte aan diepgaande gesprekken over zoiets vaags als arbeidstijdverkorting. Ik wilde dat de JS minder een intellectueel links bolwerk werd, waar ouderen studenten zich bezighielden met de vraag of ze links genoeg waren, maar dat we ook aandacht aan jongeren besteedden.

Je landelijke doorbraak bij het grote publiek kwam bij een breed gedragen opstand tegen het jongerenbeleid van het kabinet Lubbers-Kok. Wat denk ik een rol speelde was dat ik in die hele meute van actiegroepen misschien de mondigste vertegenwoordiger was en goed kon verwoorden waar het om ging. Dan ben je dus voor de media een interessante woordvoerder, ook omdat ik van de PvdA was, de partij die op dat moment in het kabinet zat. Mijn toenmalige huisgenoten eisten dat ik mijn eigen telefoonlijn kreeg, want ze werden moe om steeds voor mij telefoontjes aan te nemen. Ik studeerde inmiddels Rechten, want ik wilde mensenrechtenadvocaat worden. Bij een stage mocht ik meekijken met een casus en ontdekte ik een vormfout bij een jongen die voor de zoveelste keer was opgepakt met drank op. Ik vind dat iedereen recht heeft op verdediging, maar ik wist toen ook dat ik niet per se de meest geschikte persoon was voor dat vak.

Gelukkig gloorde de politiek, want je werd op je 23ste door de PvdA gescout als Kamerlid. Felix Rottenberg en de commissie die mij scoutte vonden dat ik mijn studie moest afmaken, maar ze zetten me zonder het door te hebben op een verkiesbare plek. Nummer 37. Daarmee werd ik onverhoeds verkozen, destijds als jongste Kamerlid ooit, en daarom heb ik mijn studie dus toch niet afgemaakt. Er zijn momenten dat ik daarvan spijt heb gehad. In mijn werk als Kamerlid had ik er soms eens last van dat ik geen academische titel heb, wat ik eigenlijk slecht vind, want ook dat soort functies moeten niet zijn voorbehouden aan mensen met een hoge opleiding.

Het heeft je verdere politieke carrière niet in de weg gezeten, want in totaal was je vijftien jaar Kamerlid en ook nog twee keer staatssecretaris en later wethouder in Amsterdam. In 2012 had je in Nijmegen al eerder gesolliciteerd als burgemeester, maar die sollicitatie lekte uit, met alle ophef van dien. Waarom wilde je het in Utrecht nog een keer proberen? Ik moest goed nadenken of ik het lef had om nog eens mee te doen. Ik vind het belangrijk dat je als burgemeester echt boven de partijen staat en er voor iedereen bent: burgers, raadsleden, ongeacht afkomst of partij of whatever. Eberhard van der Laan zei over Amsterdam dat het zo’n lieve stad was. ‘Lief was bij Amsterdam niet het eerste woord dat in me opkwam, eerder ‘rauw’. Utrecht is daarentegen een erg verbindende stad.

‘Stad van zachte idioten; typeerde de Utrechtse schrijver C.C.S. Crone zijn woonplaats. Toen ik mijn benoeming bekendmaakte in Amsterdam, zeiden ze: ‘Hè, als je bij ons wethouder bent, waarom zou je dan burgemeester in Utrecht willen worden? Terwijl ik alleen maar dacht: wauw! Ik wist dat ik in Utrecht over de hele breedte veel meer kon doen. En dat leek me mooi.

Jerry Goossens had verwacht dat er een politieke beroepsvergadertijger naar Utrecht zou komen, maar er kwam een echte verbinder, die ook nog eens Utrecht probeert op te stomen in nationale en internationale wateren. Je bent voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en in New York ben je speciaal gezant van de Verenigde Naties. Daarin zit volgens Goossens ook een gevaar. ‘Is Utrecht niet te klein voor Sharon Dijksma?’ vraagt hij zich af. Dat is lief, maar hij hoeft zich geen zorgen te maken. Ik ben nu nog bezig met het zetten van een agenda voor Utrecht, en hoewel we op stoom liggen, moet er nog veel gebeuren. Ik probeer Utrecht echt groter te maken, en dat bedoel ik niet zozeer in inwoneraantal, maar in het op de kaart zetten van de stad. Met behoud van ons DNA mag Utrecht zich wel wat grootser en meeslepender presenteren, vind ik.

Wat vindt je moeder ervan dat haar opstandige dochter van toen inmiddels burgermoeder is van de vierde stad van het land? Ja ze is heel trots, al zegt ze ook weleens: ‘Groningen was óók een mooie stad geweest: (Lachend): Zo valt er altijd nog wat na te streven.

CV

16 april 1971: Hoogkerk

1992: voorzitter Jonge Socialisten.

Rechten Rijksuniversiteit Groningen (niet afgerond)

Bestuurskunde Universiteit Twente (niet afgerond)

1994-2007, 2010·2012 en 2017-2018: Lid van de Tweede Kamer

2007: Staatssecretaris Onderwijs Balkenende IV

2012-2015: Staatssecretaris Economische Zaken (Rutte I)

2015-2017: Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Rutte II

2018: Wethouder verkeer, vervoer, water en luchtkwaliteit in Amsterdam

2020-heden: Burgemeester Utrecht

2022-heden: Speciaal gezant voor het stedelijk adviesorgaan VN

2023: Voorzitter VNG

Sharon Dijksma is getrouwd en heeft drie kinderen.

TV

‘Zoals het een echte bestuurder betaamt, kijk ik veel nieuws. Ik zap ook vaak langs talkshows, vooral naar Eva Jinek. Daarnaast ben ik een Netflix-adept, al heb ik wel wat guilty pleasures.lk hou bijvoorbeeld van foute series over Vikingen. Ik ben een sucker voor Sky Radio. Zeker in de decembermaand, met Mariah Carey en andere kerstmuziek. Toen ik jong was, hield ik heel erg van Nina Hagens·”Unbeschreiblich Weiblich”’.