Slapen

De Volkskrant, 24 januari 2012

Aan de universiteit van Massachusetts lieten wetenschappers 106 proefpersonen zowel gruwelijke als neutrale foto’s zien. De deelnemers moesten deze afbeeldingen een emotionele waarde geven van 1 tot 9. Een rottend hondenlijk scoorde een 9, een bushalte een 2. Twaalf uur later kregen de ondervraagden een vergelijkbare reeks voorgeschoteld. De helft van de groep kreeg de eerste verzameling foto’s ’s ochtends en de tweede verzameling ’s avonds, en bij de andere helft was dit andersom.

De groep die tussendoor had geslapen had bij beide reeksen even sterke emotionele gevoelens, de groep die niet had geslapen was minder geƫmotioneerd bij de tweede set. Hieruit concludeerden de onderzoekers dat het wellicht beter is om bij een traumatische gebeurtenis niet te gaan slapen, om zo ongevoeliger te zijn voor leed en smart.

De theorie is dat via de slaap ervaringen van overdag worden verwerkt. Door niet te slapen zouden beladen ervaringen van die dag niet worden verwerkt en daarom zou de pijn ervan minder schrijnen. Dat mensen na een traumatische gebeurtenis moeite hebben met slapen is ‘waarschijnlijk een heel gezonde biologische reactie’, alo dus een van de wetenschappers (mij lijkt het nogal wat om dit op basis van wat fotootjes en 106 proefpersonen te beweren, maar ik ben dan ook geen wetenschapper).

Vannacht in bed dacht ik aan dit onderzoek. Bij mijn weten heb ik gisteren niets traumatisch meegemaakt, al kan ik dat natuurlijk nooit met zekerheid zeggen. Elders las ik dat van de twee miljoen brokjes informatie die onze hersenen per moment verwerken, er maar een stuk of veertig ons bewustzijn bereiken. De rest van alle miljarden indrukken registreren wij zonder er dus bewust over na te denken. Allemachtig, wat maken we allemaal mee, zonder dat we het meemaken? Misschien heb ik gisteren onbewust wel iets verschrikkelijk schokkends gezien.

Het was tien over drie op het moment dat ik hieraan dacht, en toen ik anderhalf uur later weer op mijn klok keek was het vijf voor half vier. Het valt mij vaak op dat hoe vroeger ik moet opstaan, hoe moeilijker ik in slaap val. Mijn vrouw lag heerlijk te dromen, mijn dochter (die grieperig is en daarom in onze kamer mag slapen) hoorde ik zelfs zachtjes meisjessnurken. En ik lag wakker.

Ik probeerde mijn vaste repertoire indoezelfilmpjes. Al jarenlang heb ik dezelfde beelden vlak voor ik in het zoete drijfzand van de geestesloosheid zak. Heel vaak, al sinds mijn kindertijd, zie ik in mijn ooghoeken rechts achter mij een voetbal naderen. Leep neem ik de bal aan met de buitenkant van mijn rechtervoet. Het zwart-witte monster maakt een boogje, waarna ik een verdediger door zijn benen speel.

Een ander terugkerend beeld is dat van een guillotine die in slowmotion mijn hals nadert. Ik voel geen ongemak, alleen het koude staal dat langzaam in mijn vlees glijdt. Vrij naar Insomnia van J.C. Bloem: denkend aan de dood val ik in slaap, en in slaap vallend denk ik aan de dood.

Maar vanochtend werkten al mijn trucjes niet. Om vijf uur ’s ochtends ben ik in arren moede opgestaan, om in mijn ochtendkrantloze ijskoude huiskamer deze traumatische column te schrijven. Waardoor ik vanavond – een gezonde biologische reactie – natuurlijk weer niet kan slapen.