Sport

AD Magazine, zaterdag 18 & zondag 19 juli 2020

Schrijver en veellezer Ronald Giphart leidt ons door zijn boekenkast. Deze
week bespreekt hij zijn favoriete sportboeken.

1974, Wij waren de besten – Auke Kok

In 1974 waren ‘wij’ de besten, daar was de hele wereld het over eens. Het Nederlands voetbalelftal verraste met even attractief als effectief spel. Ondanks een desastreuze voorbereiding zou Oranje onder leiding van
trainer Rinus Michels en met cracks als Johan Cruijff en Willem van Hanegem in gastland West-Duitsland zonder twijfel wereldkampioen worden. In aanloop naar dé wedstrijd werden er in Nederland duizenden nieuwerwetse kleurentelevisies verkocht, want iedereen wilde het team in blinkend oranje zien winnen. En toch ging het op zondag 7 juli helemaal mis: ‘zij’ verloren de finale van de Duitsers. De geboorte van een nationaal voetbaltrauma.

Journalist Auke Kok publiceerde in 2004 het definitieve boek over dit toernooi. Hij interviewde tientallen betrokkenen en besprak de voorbereiding, de gepasseerde spelers, de spelwijze, de affaires, de kinnesinne, de meegereisde kok, de hotels, de perikelen rondom Johan Cruijff, de mythe van Oranjes onoverwinnelijkheid en de zogenoemde ‘zwembadaffaire’,

Kok schetst in zijn boek óók een tijdsbeeld, want de spelers van Michels
waren niet louter spelers: zij vertegenwoordigen Nederland als gidsland,
de energie van een nieuwe tijd. De verhoudingen in de wereld waren aan
het veranderen en de vrijgevochten Hollandse spelers kondigden dit aan.

1974, Wij waren de besten werd lovend onthaald, ook in Duitsland.

Gijp – Michel van Egmond

‘René?’

‘Zeg het eens, ouwe reus.’

‘Ik wil graag een boek over je schrijven.’

Dit zijn de eerste zinnen van Gijp, geschreven door Michel van Egmond, die als redacteur van het programma Voetbal International René van der Gijp jarenlang van dichtbij meemaakte. De oud-voetballer gaf toestemming (‘Nou, is toch goed, pikkie?’), en dat was de opmaat voor een van de succesvolste boeken uit het Nederlandse boekenvak ooit.

Na vele gesprekken publiceerde Van Egmond een uitermate grappig en ontroerend portret van een man die wellicht een grotere voetballer was geworden als hij een betere mentaliteit had gehad. Daarnaast is het ook een ontluisterende schets van een man die worstelt met zichzelf en het leven.

Van Egmond beschrijft afgemeten en indringend hoe controlefreak Van der
Gijp een burn-out krijgt, hoe hij niet komt opdagen bij verplichtingen en hoe hij zich sociaal afsluit. Met hulp van hulpverleners komt hij zijn ‘vliegende inzinking’ weer te boven.

De vaak hilarische humor, de openhartigheid van de hoofdpersoon en de
schrijfstijl van Van Egmond zorgden ervoor dat Gijp werd omarmd door het grote publiek. Het boek won de NS Publieksprijs en die prijs kreeg Van Egmond, als enige schrijver ooit, daarna nog twee keer.

FC Londen – Tom van Hulsen

In 2015 verliet Tom van Hulsen het blad Voetbal International om zich te
storten op zijn echte passie: schrijven over Engels voetbal. Een jaar later verscheen Het geheim van Ipswich, over hoe Arnold Mühren en Frans
Thijssen van het kwakkelende Engelse Ipswich ‘de meest opmerkelijke club
van Europa’ maakten. De Nederlanders vervolmaakten het traditionele maar opportunistische kick and rush-systeem en veranderden daarmee het voetbal in Engeland. Toch een prestatie.

Weer een jaar later verscheen FC Londen, waarin Van Hulsen getuigde van
zijn liefde voor Londense clubs. De Engelse hoofdstad telt maar liefst dertien profclubs, waarvan er vijf in de Premier League spelen.

Voetbal werd ruim achthonderd jaar geleden uitgevonden in Engeland,
waarna de uiteindelijke regels werden opgesteld in een kroeg in Londen; op
26 oktober 1863 in de Freemasons’ Tavern in Great Queen Street voor wie
het precies wil weten. Het maakt de stad de bakermat, de voetbalhoofdstad
van de wereld.

De opmars van het voetbal in Londen ging daarna snel, met grote en kleine
namen als Arsenal, Chelsea, Tottenham Hotspur en Queens Park Rangers. In
zijn boek reist Van Hulsen langs illustere plaatsen, stadions, pubs, gedenktekens, woonhuizen en voormalige grasvelden, want overal in Londen liggen de voetbalverhalen voor het oprapen.

Vergeten goud – Marian Rijk

Onlangs verscheen Vergeten goud van Marian Rijk. Hierin vertelt ze aanstekelijk over een bijzondere sportvrouw: supertalent Rie Mastenbroek, die in 1936 olympisch zwemkampioen werd. Mastenbroek won in Berlijn, als 17-jarige, maar liefst drie gouden medailles en een zilveren. Ze was daarmee de eerste vrouw die op een olympisch toernooi vier plakken pakte.

Toch is haar naam in de vergetelheid geraakt en wordt Mastenbroek – dochter van een ongehuwde arbeidster uit Rotterdam – nooit genoemd in overzichten van illustere sporthelden als Bep van Klaveren, Jaap Eden en Fanny Blankers-Koen.

Rijk onderzoekt in haar boek wat er in het leven van Mastenbroek is gebeurd dat zij niet tot het collectieve geheugen raakte. Of misschien beter:
wat er in de wereld gebeurde. Want het sportevenement waar Mastenbroek had geschitterd, ging de geschiedenis in als ‘de Spelen van Adolf Hitler’. De onfortuinlijke zwemster werd bestempeld als ‘het meisje dat voor de nazi’s had gezwommen’, een smet die altijd aan haar zou blijven kleven.

Rijk schrijft niet alleen over Mastenbroek (‘de koningin der zwemsters’) en haar povere afkomst, maar schetst ook een beeld van het vooroorlogse
Nederland. Een boek over een vrouw die wist van doorzetten en een grote
liefde voor sport had.

De zonen van Bruce Lee – Alex Boogers

Alex Boogers heeft regelmatig geschreven over hoe hij, afkomstig uit een gebroken arbeidersgezin, moest vechten om te kunnen blijven schrijven. Letterlijk vechten: al op zijn 9de ging hij op taekwondo en later werd hij kick- en thaibokser.

Ook de begin dit jaar verschenen biografie De zonen van Bruce Lee gaat hierover. Het is misschien Boogers meest persoonlijke boek, een lang verhaal gericht aan zijn zeventienjarige zoon Caja, met wie hij in Amerika op zoek gaat naar ‘kruimels’ van Bruce Lee (1940-1973)·

Al op jonge leeftijd raakte Boogers begeesterd door Lee, die als jongen in
Hongkong noodgedwongen had leren straatvechten en later zou uitblinken
in het martial arts-genre. In zijn boek verweeft Boogers zijn eigen verhaal met dat van de man die hij in zijn puberteit tot zijn geestelijk vader bestempelde. In het spoor van Bruce Lee zoekt Boogers naar wijsheid en naar kracht om een goede vader te zijn.

Zo staan hij en Caja bij het graf van Bruce Lee en diens zoon Brandon, die
stierf bij een schietongeluk. ‘Ik wilde hier met je staan (…), ik wilde een zoon kunnen zijn, misschien om uiteindelijk een vader te kunnen worden. Een vader, om het heel basaal te zeggen, die er is.’

Ook voor wie niet van kungfu houdt aangrijpend.