Storm

De Volkskrant, 11 juni 2010

Er hangt een blauwgele wolk in de stad, het is benauwd en er dreigt regen. Ik zit op de bank in mijn verder verlaten huis. Onze oudste kinderen zijn naar school, mijn vrouw en peuter schoffelen verderop in ons volkstuintje. Afgelopen nacht hebben er zeven kinderen bij ons geslapen. Een onverwachts logeerfeestje, omdat mamma’s samen naar de verkiezingsuitslag wilden kijken, terwijl pappa’s de festiviteiten in de Melkweg bezochten. De meeste mamma’s vertrokken, de kinderen bleven. De pappa’s kwamen thuis.

Hoewel hij al om half twee ’s nachts wilde gaan slapen, heeft een van de pappa’s toch nog tot vier uur naar Ferry Mingelen gekeken. Half acht vanmorgen moest hij zichzelf hersendood uit zijn bed wringen, om het veelkoppige kindermonster te wekken en voeden.

En nu zit ik verdoofd op de bank, te luisteren naar de geluiden in mijn woning. Er kraakt een plank, beneden klappert de wasmachine, door de keukendeur waait het rumoer van de straat. De radio heb ik net uitgezet. De krant ligt ongeopend naast de afstandsbediening van de televisie. Mijn laptop is gesloten. Ik wil rust. De wereld op stand by. Stilte na de storm.

Als kind kon ik mij verliezen in het idee dat de wereld alleen bestond in mijn bewustzijn. Sloot ik mijn ogen dan sloten de – ogen van de wereld. Ik weet dat veel kinderen ooit zelfgenoegzaam hebben gedacht dat het universum door hen zelf was verzonnen – maar het kan natuurlijk ook best zijn dat die kinderen alleen in mijn hoofd bestonden.

Inmiddels kan ik redelijk rationeel beredeneren dat solipsisme, zoals het heet, niet kan kloppen, want daarvoor zijn de pijnen van het leven soms te heftig.

Kindersolipsisme is een aandoenlijke vorm van zelfoverschatting, van de wens greep te houden op een weerbarstige werkelijkheid. Wat dat betreft zijn de miljoenen twitters, reaguursels, facebookdiscussies en ‘liveblogspektakels van de Volkskrant’ van een net zo vertederend solipsisme.

Met honderdduizenden hebben we de afgelopen weken de verkiezingen en alles wat er nog meer speelde in de wereld machteloos van commentaar voorzien, met een vaak lachwekkende zelfingenomenheid (‘wat kost Limburg de samenleving?’). Ik heb daar gretig aan meegedaan, maar toch voel ik de behoefte me er tijdelijk van af te sluiten. Even geen breekpunten, bedrogen kiezers, onderhandelingen, formateuren, machtswoorden, interne strubbelingen, schaduwspringers. vertrouwensbreuken en wat er nog meer valt te verzinnen.

Terwijl ik dit bedenk zie ik in mijn huiskamer drie oranjekleurige vuvuzela’s liggen, de Zuid-Afrikaanse lawaaitrompetten die ons vanaf deze middag een volle maand zullen folteren. Mijn kinderen hebben zich, net als alle jongeren in de buurt, de kunst van het treitertoeteren eigen gemaakt. Zelfs onze 3-jarige weet een volume uit zijn vuvuzela te persen dat mij doet verlangen naar een gehoorapparaat dat ik op nul kan zetten. Gedrieën produceren zij meer decibellen dan een kudde olifanten. Dit belooft wat voor het geluidsbeton dat tijdens de wedstrljden van het wereldkampioenschap voetbal over ons gestort zal worden. Wat de ontelbare tweets en reaguurseIs waren voor de verkiezingen, zullen de duizenden vuvuzela’s zijn voor het WK: een zelfgenoegzame poging de loop der dingen toeterend te beïnvloeden.

Zuchtend zit ik op mijn bank, te luisteren naar de serene stilte van mijn woning, in een poging het lawaai van de wereld nog even buitenshuis te houden – voordat de storm losbarst.