Stug, saai en onmachtig

Het Parool, 3 maart 1995

Debuut van Sammi Landweer

Boekrecensie: Sammi Landweer: Woestijn, Contact, ƒ 36,90

Sommige uitgevers weten van gekkigheid niet meer wat ze moeten doen om hun debutanten aan de man te brengen. Zo presenteert de Arbeiderspers de laatste tijd haar overbodige wanhoopsdebuutjes (met als absoluut dieptepunt het onbeschrijflijk gammele would-be-geflodder van de mislukte intellectualo Arie Storm) op speciale ‘debutantenborrels’, daarmee volkomen vergeefs hopend op extra publicitaire aandacht. Uitgeverij Contact heeft nu een nieuwe strategie bedacht om haar debuten niet te laten ondersneeuwen in de drom der naamlozen. Omdat debuten volgens Contact grotendeels gelezen worden door een kleine groep in de literatuur geïnteresseerde veelkopers, leek het de uitgeverij een commercieel verantwoord plan haar debuten uitsluitend nog in dure, zogenaamd luxe, gebonden edities uit te brengen. Als later mocht blijken dat de boeken bij het publiek aanslaan, brengt Contact een goedkopere paperback op de markt.

Op deze manier heeft men de verhalenbundel Woestijn (het debuut van de vijfendertigjarige Sammi Landweer) uitgegeven, al is opgeblazen een beter woord. Landweers boek is hónderdzesendertig bladzijden dun, hoewel er geschoond van wit precies honderd overblijven. En dan staan er nog maar achtentwintig regels op een bladzijde, terwijl achtendertig gebruikelijk is. Kortom, de argeloze geïnteresseerde veelkoper heeft zich hier voor ƒ36,90 toch een aardig oor laten aannaaien.

Dat zou allemaal niet zo erg zijn als Landweers verhalen van een verpletterende schoonheid waren. En dat zijn ze niet. “Elk van deze verhalen is een bewaarplaats van beelden en stemmingen die de lezer bijblijven als had hij ze meegemaakt,” staat er voorin het boek. Afgezien van het feit dat je beelden niet kunt meemaken, bestrijd ik deze mededeling van de uitgever, want van Woestijn is me eerlijk gezegd vrij weinig bijgebleven. De meeste situaties, beelden en stemmingen waren nu juist niet zo bijzonder, interessant of tot nadenken stemmend, en als ze dat wel waren verpestte Landweers stijl het weer. Want van de taal uit Woestijn is me helemaal niets bijgebleven, geen zin of uitdrukking is blijven hangen en literatuur bestaat toch voornamelijk uit mooie, ontroerende, interessante, fascinerende of geinige zinnetjes.

In enkele verhalen experimenteert Landweer een beetje (zo spreekt het hoofdpersonage van ‘Waar ik u ontmoet’ op vermoeiende wijze een u-personage aan), maar in andere verhalen beschrijft hij simpele gebeurtenissen vaak louter in simpele, kleine zinnen. Dat levert slaapverwekkende alinea’s op, als (uit het verhaal ‘De erfenis’):

“De auto reed voorbij en remde. Hij kwam terug en hield vlak voor hen in de berm stil. De lichten bleven branden. Er stapte een man uit. Hij vroeg of hij ergens mee kon helpen. Het was niet de meest geschikte avond om pech te hebben. En zij waren buitenlanders, had hij gezien. Verstand van auto’s had hij niet, nee, maar onderdak kon hij hun wel bieden.”

Het door de uitgever meegestuurde promotiemateriaal noemt dit ‘strak, sober, intrigerend proza’, maar ik vind het eerder stug, saai, onmachtig. Bij ieder verhaal dringt zich de vraag op: waarom moest dit verteld worden en waarom op deze manier? Vaak stemt het gegeven van de verhalen hoopvol, maar doet Landweer er vervolgens niets opmerkelijks mee.

In het titelverhaal bijvoorbeeld moet een gids een vrouw uit de stad in een woestijn rondrijden, met de specifieke opdracht dat de vrouw geen mens wil tegenkomen. Dit uitgangspunt zou een zinderend verhaal moeten opleveren over hitte, zweet, onderlinge aantrekkingskrachten en gevaar, maar het lukt Landweer niet zijn verhaal boven het niveau van een slap opstel uit te laten stijgen. In Landweers versie moet de gids stoppen bij ieder karkas dat ze tegenkomen, zodat de vrouw de dierenlijkjes uitgebreid kan bekijken en fotograferen. Op de eerste nacht probeert de vrouw de man te verleiden, maar dat loopt op een teleurstelling uit. Als de vrouw een paar dagen woedend wordt omdat de gids het haar verbiedt een gaaf lijkje mee te nemen, wordt zij door de gids verkracht. Op het einde van de zeveneneenhalve bladzijdes sterft de vrouw zelf en kan de gids zijn weg niet meer terugvinden.

Ik word nogal moe van dit soort verhalen, en ik word nog veel moeier van de pretenties waarmee dit debuutje op de markt wordt geschopt. Het promotievelletje van de uitgeverij poneert schaamteloos dat Woestijn iedereen zal aanspreken ‘die verliefd is op literatuur en schoonheid. Waarschijnlijk ben ik niet verliefd op literatuur en schoonheid.