Tabouleh

De Volkskrant, 24 november 2011

De mist die over het land hing, heeft zich naar mijn hoofd verplaatst. Met een verlaagd bewustzijnsniveau woel ik larmoyant kreunend in mijn bed. Geen fut om te lezen, geen zin in wereldnieuws, geen concentratie voor een speelfilm. In vroeger tijden keek ik tijdens snifferdagen naar herhalingen van voetbalwedstrijden op Eurosport of op Discovery Channel naar documentaires over de aanleg van stuwdammen in Noord-China. Tegenwoordig is er 24kitchen, de nieuwe zender van televisiekok Rudolph van Veen. Eindelijk heeft Nederland een volwaardig kookkanaal. Ik kijk er nu al uren naar, in een watterige halfsluimer. Het zoete nirwana van kokkerellende mensen.

Eetprogramma’s en Nederlandse televisie zijn nooit gelukkig met elkaar geweest. Waar de BBC al jaren verslavend goede televisie over voedsel maakt (In search of perfection, Masterchef, The Hairy Bikers, Great British Menu), worden wij geteisterd door halfbakken imitaties, intellectualistisch gewauwel, een supermarkt aan gesponsorde producten en stuitend culinair onbenul van zogenaamde amateurkoks, die voedsel bereiden dat je nog niet via een neussonde toegediend zou willen krijgen.

Als vaste kok van het RTL-programma Life & Cooking heeft Rudolph van Veen aan dit beeld bijgedragen. Hoe aandoenlijk waren zijn pogingen zich staande te houden tussen de presentatoren Carlo Boszhard en Irene Moors, met hun almaar guitige grapjes over komkommers en andere penisvormige ingrediënten. Onuitstaanbaar is de Nederlandse drang gastronomie ‘lekker en gezellig’ te noemen en ondertussen louter commerciële zooi aan de man te brengen. Niets zo ergerniswekkend bij tv-koken als een kok die met een gelukzalige blik een Albert Heijn-verpakking fabrieksbagger opentrekt.

24Kitchen valt wat dat betreft enorm mee. Men lijkt vooralsnog niet in de val getrapt van ‘sponsoring en productplacement’. De aangekochte buitenlandse kookprogramma’s zijn erg goed en ook de Nederlandse koks doen hun best. Een ontdekking is meesterkok Angélique Schmeinck, die niet als een astmatische stuiterbal à la Jamie Oliver door het beeld dendert, maar op een weldadig trage wijze bijzondere schotels bereidt.

Terwijl ik dit schrijf, kijk ik naar het programma Grenzeloos koken, dat door wisselende chefs wordt gepresenteerd. Vandaag zijn dat Nadia & Merijn, die zich laten inspireren door oosterse windstreken. Libanon bijvoorbeeld. De dames koken Arabische klassiekers die mij in deze fase van mijn ziekteproces erg opmonteren.

‘Je móet tabouleh hebben gegeten’, roept Nadia me toe, waarop Merijn zegt: ‘Dit nationale gerecht is zo heerlijk en zo belangrijk dat tijdens oorlogen de verschillende Libanese milities hun gevechten soms stopten om gezamenlijk naar Faruz te luisteren en tabouleh te eten.’

Ja, ik voed mij met dit soort anekdotes.

‘Wil je de Tien Geboden van Tabouleh weten?’, vraagt Nadia. Natuurlijk! Ik lig in bed! Wat zou ik meer willen dan de Tien Geboden van Tabouleh? Ze legt uit dat het allerbelangrijkste van tabouleh, oftewel peterseliesalade met bulgur, het snijden van peterselie is.

‘Snijden dus…’, zegt Nadia. ‘Niet hakken.’

‘Als je snijplank niet groen is, heb je het goed gedaan’, vult Merijn streng aan. Ik zal het nooit meer vergeten. En tot slot komen de dames met een levensles die mij doet stuiteren.

‘Een dag zonder tabouleh is een dag niet geleefd’, zegt Merijn, een wijsheid die me dwingt eindelijk op te staan van mijn ziekbed. Weg met de versuffing! Nieuwe energie! Opstaan! Uit die tv! Ik ga tabouleh maken!