Vara Gids 36, 5-11 september 2015
Bij de Andere tijden-special over Wim Kok en Paars I (1994-1998) blikt Ronald Giphart terug op de jaren 90 – in retrospect een ‘gouden decennium, jaren waarin even bijna alles volmaakt leek en alles leek te kloppen.’
Eind jaren 90, vlak voor het in Frankrijk gehouden Wereldkampioenschap Voetbal, reed ik met een groepje schrijvers (P.F. Thomése, Anna Enquist, Herman Koch, Hugo Borst) in een busje naar Parijs, waar we in het Instituut Néerlandais verbaal de degens zouden kruisen met een groep schrijvers uit België (onder wie Herman Brusselmans). Deze literaire veldslag was gepland aan de vooravond van de groepswedstrijd Nederland-België (gespeeld in Saint-Denis, uitslag 0-0). Tijdens de autorit van zes uur bespraken we alles: collega’s, werk, boeken, het leven, het schurende tijdvak, de rondweg van Parijs.
Player-coach en chauffeur Henk Spaan deed tijdens die tocht een uitspraak die mij – als buitenspeler en jongste deelnemer – even van mijn sokken blies. Ik was net dertig, vader van een vijf maanden oude baby en het zal passen in de psyche van een jonge ouder dat ik me zorgen maakte over de tijd, de toestand in de wereld, de toekomst voor mijn knulletje (die overigens dit jaar eindexamen doet). We hadden net de verschrikkingen in de Balkan en Srebrenica gezien, er woedde een oorlog in Afghanistan en Nederland werd geteisterd door zinloos geweld en een verharding van de samenleving. Waar moest het heen met de wereld?
Spaan wees me terecht. ‘Ik vind de jaren 90 juist echt een verademing vergeleken met de jaren ervoor,’ zei hij. ‘De Koude Oorlog is definitief voorbij, economisch gaat het uitstekend, er is dankzij paars politieke rust, je hoeft je er als boekenlezer niet meer voor te schamen dat je ook van sport houdt… Dit is zo’n ontspannen tijd vergeleken met de decennia hiervoor. Ik hou echt van de jaren 90.’
Zo had ik er nog niet naar gekeken. Toen ik er beter over nadacht, moest ik bekennen dat Spaan gelijk had. De jaren 90 bleken, achteraf, de jaren van de grote verademing. Wat een tijdperk was het. De Berlijnse Muur was net gevallen, het communisme had het definitief afgelegd tegen het libertijnse van het Vrije Westen, de economie floreerde, aids was beteugeld, de wetenschap bloeide en de allergrootste problemen die ons nog teisterden waren videotheekbanden die nooit werden teruggespoeld en mensen die na hun studie keuzestress hadden over de geweldige banen die ze kregen aangeboden.
Het waren de jaren van flippo’s, tamagotchi’s, de opkomst van dance, karaoke en Quentin Tarantino. De jaren 90 brachten de wereldwijde doorbraak van de personal computer, tekstverwerkers, internet, e-mailverkeer en mobiele telefonie: de wereld werd een grote aan elkaar geschakelde vrolijke digitale mierenhoop. Het was ‘het gouden decennium’, jaren waarin even bijna alles volmaakt leek en alles leek te kloppen.
Nederlands bijdrage aan de oplevende golf van wereldwijde energie was een politiek systeem dat in 1997 in Business Week werd benoemd als ’the tulip model’, de verworvenheden van de typisch Nederlandse overlegcultuur waarin alle maatschappelijke partijen mogen meepraten en praten en praten en praten. Toch was dit poldermodel helemaal geen uitvinding van de jaren 90. Wij polderen al sinds de Middeleeuwen, toen de Hollanders en Zeelanders een manier van samenwerken ontwikkelden om gezamenlijk het hoofd boven water te houden. Letterlijk. In die donkere jaren was het noodzakelijk dat iedereen meewerkte aan de bescherming van het (gewonnen) land tegen de woelige baren. Arme boeren, rijke heren, burgers en buitenlui; iedereen moest handen en koppen bij elkaar steken om, zonder al te veel hiërarchische beslommeringen, dijken te bouwen, land te winnen en te overleven. Wat in de jaren 90 de wereld veroverde als een spectaculair nieuw politiek overlegmodel, was een naneefje van wat Nederland al eeuwen ervoor had geschapen en beschermd.
Wanneer het woord ‘poldermodel’ in zwang is geraakt is niet met zekerheid te zeggen (in druk kwam het voor het eerst voor op 10 januari 1997, in een artikel in NRC Handelsblad), maar zeker is dat ons consensusmodel internationaal begon op te vallen. De zegeningen werden overal op de planeet bezongen, van het Witte Huis tot Brussel. Onze paarse kabinetten “wisten veel banen te creëren, ze hadden sluitende begrotingen en het ‘Hollandse mirakel’ werd een exportproduct dat door andere landen werd gekopieerd. Bill Clinton roemde publiekelijk onze minister-president Wim Kok als een van zijn voorbeelden. ‘De derde weg’, een mengelmoes van sociaaldemocratisch en liberaal gedachten goed, werd een internationale politieke stroming, met stamvader Kok en zijn volgelingen Clinton en Blair. Eindelijk waren we gidsland.
Ik herinner me hoe ik in de hoogtijdagen van Koks internationale politieke zegetocht gevraagd werd voor te lezen bij een 1 mei-viering in het toenmalige linkse bolwerk Rotterdam. Ik stam uit een milieu waar meer waarde wordt gehecht aan de jaarlijkse landdag voor de verdrukte arbeider, dan aan Kerstmis, Pasen en Pinksteren bij elkaar. Mijn lezing stond gepland vlak voordat Wim Kok zou speechen. Dit was in de tijd dat de PvdA met veel aplomb haar ‘ideologische veren’ had afgeschud om mee te kunnen varen op de nieuwe tijd. Er was door de partijleiding verordonneerd dat de 1 mei-bijeenkomst niet mocht worden ontsierd met ouderwetse strijdliederen en ander rudimentair socialistisch gewauwel uit de vervlogen jaren (zoals ook de VARA en de VARAgids zich in die jaren ontdeden van alles wat herinnerde aan het socialistische verleden).
Aan het einde van mijn lezing, vlak voor de opkomst van Wim Kok, vroeg ik aan de bejaarde heffe des volks of ze het geen schande vond dat het socialistische erfgoed zo werd verkwanseld, waarna ik pesterig voorging in het zingen van De Internationale. In de zaal stonden velen op, om bevrijd met me mee te doen, tot zichtbaar ongenoegen van de partijleiding. ‘Ontwaakt verworpenen der aarde! Ontwaakt, verdoemden in ’s hongersfeer! Sterft, gij oude vormen en gedachten, slaafgeboornen, ontwaakt! Ontwaakt! De wereld steunt op nieuwe krachten, begeerte heeft ons aangeraakt!’
Dat laatste was precies wat Kok had bewerkstelligd, al duurde het feest van de jaren 90 maar tot 2001, toen we werden geconfronteerd met problemen van nog veel grotere aard. Natuurlijk is mijn beeld van de jaren 90 een romantische walmende groteske overdrijving, maar vergeleken met de ellende in het huidige tijdgewricht (met de terroristische islamitische wurggreep, financiële ontmanteling en dreigende ineenstorting van het klimaat) komen de jaren van Kok over als het tempo doeloe van weleer, een tijd om ouderwets naar terug te verlangen.
Andere tijden special: De strijd van kok
Special in twee delen over het eerste paarse kabinet in 1994. Wim Kok spreekt openhartig over deze periode als minister-president. Ook andere belangrijke betrokkenen, zoals Tony Blair, Gerrit Zalm, Ad Melkert, Frits Bolkestein, Hans Wijers en Bram Peper komen aan het woord.