Thomas Erdbrink

Vara Gids 3, 21-27 januari 2023

Thomas Erdbrink verbleef voor een nieuwe serie enkele maanden in de Afghaanse hoofdstad Kabul.

Thomas Erdbrink naar Kabul toen het Westen Afghanistan verliet.

Hij wilde geen migrant in Nederland zijn en dus ging Thomas Erdbrink terug naar Iran, het land dat hem verbiedt er te werken. Maar ook in buurland Afghanistan liggen de verhalen op straat.

Vanmorgen ben je met je vrouw vanuit Teheran op Schiphol aangekomen, woon je nu in Leiden of in Iran? Haha, dat weet ik eigenlijk niet. Ik heb twintig jaar in Teheran gewoond, maar vanaf 2019 mocht ik daar niet meer werken. Ik ging naar Nederland, huurde een prachtige woonboot op de Kromme Waal en mijn vrouw kwam vaak langs. Zij werkt als internationaal fotograaf, dus ze is vaak op pad. Ik werkte voor The New York Times als correspondent Noord-Europa, met vijf mensen onder me. Ik woonde er niet, maar ik sliep vaak in het fraaie Rival Hotel in Stockholm, in het bezit van Benny van ABBA. Ik vond het helemaal niks, en dat lag niet aan wat er in Noord-Europa wel of niet gebeurt, maar ik was gewoon te eenzaam, daar. Na een tijdje dacht ik: ik leef niet om eenzaam te zijn. En dus heb ik mijn baan opgezegd om terug naar mijn vrouw in Iran te gaan.

Je mag daar dus nog wel komen? Werken mag ik er niet meer, maar wonen wel omdat ik met een Iraanse ben getrouwd. In het begin was dat ook best lastig, er worden genoeg buitenlanders gearresteerd in Iran, maar dat was voor mij ondergeschikt aan het leven dat ik had achtergelaten. Ik wilde in Nederland geen migrant zijn, want ik kan hier moeilijk aarden. Veel is ook anders dan ik van vroeger gewend was. Ik ging me afvragen: wat is belangrijk in het leven? Het antwoord is: mijn vrouw, mijn schoonfamilie, de mensen die ik ken. We wonen in Teheran met een kat en twee honden. Nu wisselen we Iran en Nederland af. De laatste maanden heb ik heel veel in Afghanistan gezeten.

Ja, hoe kwam dat zo? Ik zat als huisman in Iran, met kennis van de islam en hoe onderdrukkende systemen opereren, maar ik kon daar niets mee doen, want ik mag in Iran niet met mijn schrijfblokje de straat op om mensen te interviewen. Vanuit Teheran zag ik de machtsgreep van de Taliban in Afghanistan en ik dacht: dit is als het begin van de Iraanse revolutie in 1979. De nieuwe machthebbers hebben de macht nog niet volledig in handen, altijd een interessante periode. In de regio zagen veel mensen wel in dat het niet fijn zou zijn als de Taliban weer aan de macht zouden komen, maar ze hadden ook gezien dat de Amerikanen geen vrede konden brengen. En natuurlijk wantrouwden veel van mijn vrienden na hun eigen ervaringen in Teheran de zogenaamd vernieuwde Taliban 2.0. Terecht, zoals inmiddels is gebleken, maar ik dacht wel dat er een interessante overgangsperiode zou zijn waarin de Taliban nog geen grip op de bevolking zouden hebben. Interessant genoeg om er bijvoorbeeld een documentaireserie te maken. Ik had op dat moment geen werk en zin om weer aan de slag te gaan. En laten we eerlijk zijn, het is ook gewoon een verhaal wat we hier in Nederland moeten horen.

Hoe pak je zoiets dan aan? Eerst belde ik regisseur Roel van Broekhoven, met wie ik veel programma’s heb gemaakt. Hij is 72 en geen oorlogsverslaggever, dus ik moest hem echt overtuigen dat er in Afghanistan een bijzonder verhaal te halen valt. Hij vertrouwde me en ging mee in mijn enthousiasme. Het scheelde dat de Afghaanse taal grote overlap heeft met Farsi, de taal van Iran die ik goed spreek. En ik ken heel veel Afghanen in Teheran, want Iran is met Pakistan het eerste land waar Afghanen heen vluchten.

Ik las het persbericht en dacht: dit is een Netflix-serie in real life. Jij ging ernaartoe tijdens de onrust van alle veranderingen, om te praten met de bevolking, maar ook met Talibanstrijders. Welk verhalen zag je voor je? De internationale wereld had zich kortstondig met Afghanistan beziggehouden, maar dat verdween toen de Amerikanen waren vertrokken. Afghanistan werd een vergeten verhaal, zo een waarvan mensen na een jaar zeggen: hoe is het daar nu eigenlijk? Dat was een van de redenen om ernaartoe te gaan, samen met de restricties voor vrouwen. Toen ik de beslissing had genomen, maakte ik me natuurlijk een voorstelling van het land en de omstandigheden. Uit ervaring weet ik inmiddels dat het bij revoluties en schermutselingen in de ene straatoorlog kan zijn, terwijl in de andere straat iedereen op het terras cappuccino drinkt. Het is maar welke kant je laat zien.

Was het gevaarlijk? Tja. Het is altijd lastig maar de Taliban – die vroeger zelf de aanslagen pleegden – hebben nu de macht in handen. Het leek relatief rustig. Nadat Roel en ik de NPO en de VPRO hadden overtuigd, kwamen we aan op de eerste dag van de Ramadan. Die dag bleek het startschot voor allerlei bomexplosies, dus ons begin was moeilijk. Soms was ik wel bang, want die aanslagen waren niet te voorspellen. Omdat ik degene was die iedereen had overgehaald mee te gaan, wist ik ook dat als het mis zou gaan, het ‘on me’ was.

Wat troffen jullie aan? Superaardige mensen. Mensen die onbedoeld laten zien dat het échte privilege in het leven de plek is waar je wordt geboren. Wij zijn in Nederland bezig met verschillen en ongelijkheid, belangrijke thema’s hoor, maar de werkelijke ongelijkheid is deze: word je in Nederland geboren of in Afghanistan? Kom je daar vandaan, dan sta je met 10-0 achter. Je zou denken dat we boze mensen zouden aantreffen, maar die mensen hebben zo veel meegemaakt dat ze er soms hun schouders over ophalen. Wij zouden dat ‘gelaten’ kunnen noemen, maar veel Afghanen zijn juist erg sterk en veerkrachtig. De Taliban zien ze als de zoveelste bezetter, na de Russen, de Amerikanen, de moedjahedien, weer de Amerikanen en nu dus weer de Taliban: we gaan er maar weer het beste van maken, want de wind waait toch wel. Al is het nu, een jaar later, echt heel moeilijk voor iedereen.

Kende je het land eigenlijk al? In 2001 was ik er toen de Amerikanen net waren binnengevallen. Destijds was ik een journalist van 25, die het allemaal bizar vond wat hij aantrof. Toen brak de oorlog in Irak uit en ben ik daarnaartoe gegaan. Ik had dus wel een beeld van Afghanistan, maar er is veel veranderd. Natuurlijk kende ik het clichébeeld van de Taliban, bij ons synoniem voor bebaarde engerds met een bomgordel om. Wellicht dat mensen nu boos worden, maar die strijders hebben ook hun versie van de geschiedenis. Ik merkte dat ik die terroristen kon benaderen en vragen: joh, waarom heb je dan een bomgordel om?

Jij hebt terroristen benaderd? Mensen zijn in die samenleving heel open en willen graag praten over wat ze hebben meegemaakt. Het is soms moeilijker om in Zweden een interview te doen dan in Afghanistan. Hier heeft de bevolking zo veel meegemaakt dat men er graag over wil vertellen. Verhalen vertellen is hen ingebakken. Veel Talibanstrijders die we tegenkwamen waren ook trots. Ze zeiden tegen ons: ‘Die Amerikanen met al hun technologie en macht hebben wij op onze sandalen het land uitgestuurd.’ Los van het feit dat hun regime vreselijk en afgrijselijk is, is dat ook een kant van het verhaal.

Er zit een scène in de documentaire waarin je in gesprek raakt met een bommenlegger die zijn neefje heeft geadopteerd. Hoe kom je aan zo’n man? We wilden een weg laten zien waar 78 explosies zijn geweest. Als je daar overheen rijdt, voel je alleen maar hobbels. We stonden bij een gat te filmen toen er iemand aan kwam rijden die begon te praten. Ik vroeg of hij meer wist. Nuchter zei hij: ‘Jah.’ Ik vroeg: ‘Heb jij hier dan bommen gelegd?’ Hij zei: ‘Dat zou kunnen.’ Later zijn we hem gaan opzoeken en toen bleek hij te vergelijken met een man die vier hoog achter miniatuurtreintjes verzamelt. Trots vertelde hij over zijn bommen. Hoe hij nitraat gebruikte en hoe hij een mortiergranaat monteerde. Hij haalde jerrycans tevoorschijn en liet ons allemaal filmpjes op z’n telefoon zien. Vervolgens liepen we met hem door zijn dorp, waar hij immens populair bleek.

Is het niet moeilijk om met zo’n man te praten? Hij heeft jarenlang aan de frontlijn gewoond en veel familieleden verloren in de strijd met de Amerikanen en hun bondgenoten. Daardoor heeft hij gedacht: ik ga bommen maken. En toen bleek hij er nog eens goed in te zijn ook. Nu is hij de lokale held. Ik vind het heel moeilijk, maar ik wil dat de kijker zich een mening kan vormen, en dan moet je met iedereen praten.

Hoe loop jij dan rond, want je moet afstand bewaren maar ook een goed verhaal vertellen. Voor mij begint het ermee dat ik geen kogelvrij vest draag en er niet uitzie als een oorlogsverslaggever. Ik ben geen bedreigend persoon, ik ben niet heel groot of gevaarlijk. Maar ik ben wel wit en ons land heeft ook meegedaan in Afghanistan. Vervolgens is het gewoon vanuit een menselijke nieuwsgierigheid vragen stellen. Als iemand trots is op wat hij doet, kun je bij ideologen en fanatici soms dieper gaan. Ik vroeg of er geen onschuldigen om waren gekomen bij zijn bomaanslagen? Hij zei van niet. Ik zei: dat kan toch niet? Uiteindelijk kwamen we in gesprek over wat er allemaal aan vooraf is gegaan. Hoe de Amerikanen duizenden mensen hebben gedood met drones van president Obama. Iedereen, zeker buiten Kabul, heeft familieleden die door een drone zijn gedood.

Het valt op dat je ook veel vrouwen spreekt. Ja, dat vond ik heel bijzonder en het belangrijkst. In het begin zagen we heel veel vrouwen op straat, sommigen met de lichte versie van de hoofddoek, sommigen met de boerka. Ik vroeg me af hoe ik hen moest benaderen, we wilden niet te veel argwaan wekken. Maar veel vrouwen die we tegenkwamen wilden heel graag hun verhaal vertellen. We filmden bij een illegale school meisjes van zestien die heel uitgesproken waren over die ‘shit-Taliban’. Als leeuwinnen weerden ze zich. Dit is niet het leven dat ze willen leiden, hielden ze ons voor.

Breng je vrouwen daarmee niet in gevaar? We beginnen elk gesprek met het benadrukken van alle mogelijke negatieve gevolgen. ‘Denk niet dat dit alleen in Nederland wordt uitgezonden. Denk niet dat dit niet op Afghaanse sociale media terugkomt. Besef dat uitspraken uit hun verband kunnen worden getrokken.’ Aan het einde van het interview herhaalden we dat. Maar heel veel vrouwen willen juist dat hun verhaal wordt gehoord. Een schoolhoofd zei: ‘Als we dit verhaal niet vertellen dan snappen jullie in het Westen niet wat er hier gebeurt met ons.’

Ga je dat uitzenden? Ga je hun gezichten blurren? Nee. En dat doe ik omdat de inschatting is dat het gevaar niet op het individu is gericht. Daar hebben de Taliban ook niet de controlemiddelen voor en zijn ze niet sterk genoeg. Bij Onze man in Teheran zitten ook verhalen van vrouwen die hun hoofddoek af doen en aan de zijkant van de straat gaan staan als protest. Hetzelfde verhaal: ze willen dat het uitgezonden wordt. Je moet niet altijd willen beslissen voor anderen.

Hoe ging je uiteindelijk weg uit Afghanistan? Verdrietig. De mensen met wie we hebben gewerkt blijven er achter. Destijds is Nederland er met de NAVO heengegaan om iets goeds te doen, we hebben de mensen een wortel voorgehouden en toen vertrokken we weer, onder leiding van de Amerikanen. Die gaven het land terug aan de Taliban die ze eerst hadden verdreven. Ik laat de mensen ook weer achter.

Jij gaat het land laten zien, jij gaat de bewoners een gezicht geven, hun verhalen vertellen! Ik hoop dat dat zal gebeuren. Onze man in Teheran heeft aan de wereld laten zien dat de mensen die nu in Iran aan het protesteren zijn een ander leven willen leiden. In Nederland en andere landen heeft mijn serie hopelijk al begrip gekweekt voor alle dappere Iraniërs. De schijnwerpers staan nu op Iran, iedereen is betrokken bij de eerste opstand die wordt geleid door vrouwen. Ongelooflijk indrukwekkend. Ik ben dagelijks onder de indruk. Mijn hoop is dat we ook betrokken raken bij de mensen in Afghanistan.

CV

1976 Geboren in leiderdorp

1996-1999 School voor Journalistiek

1999-2002 Journalist Leidsch Dagblad

2000 Winnaar Ton Hoogenboomprijs

Vanaf 2002 correspondent in Teheran voor onder meer het NOS Journaal, NRC Handelsblad (12 jaar), The Washington Post (4 jaar), The New York Times (10 jaar), De Standaard, BNR Nieuwsradio en de Volkskrant

2015 Onze man in Teheran (VPRO)

2015 Zilveren Nipkowschijf

2015 Spaanprijs

2015 Publieksprijs van De Tegels

2016 Presentator Zomergasten

2018 Onze man in Teheran (tweede seizoen)

2019 Werkverbod in Iran

2020-2022 Correspondent Noord-Europa voor The New York Times

2023 Tv-documentaire Onze man bij de Taliban (VPRO)

Erdbrink is getrouwd met de Iraanse Magnumfotograaf en documentairemaker Newsha Tavakolian. Ze wonen gedeeld in Leiden en Teheran, hebben een kat en twee honden.

TV

In Iran kijk ik via de satellietontvanger of internet naar oppositietelevisie, die een enorme rol speelt in de huidige ontwikkelingen.

In Nederland volg ik Nieuwsuur en De slimste mens.

In het buitenland kijk ik vaker naar Nederlandse tv dan in Nederland.

In Iran kijk ik tv-series als Severance en White lotus. Naar series als Teheran en Homeland kijk ik niet, Amerikanen hebben over Iran een veel te geromantiseerd vijandig wereldbeeld. Ik moet er soms om lachen. Ik luister verder ook graag naar de podcast van Marcel van Roosmalen en Gijs Groenteman.