Toekomst

Hockey.nl nr 11, juli 2009

Het is een zonnige zondagmiddag in mei, mijn team heeft net de laatste wedstrijd van het seizoen volkomen terecht verloren van onze clubbroeders van de Veteranen E. Mede door mijn puntige stukje van een paar maanden geleden stonden de messen op scherp, dat wil zeggen hun messen. Ze hebben ons zojuist vernederd, alle hoeken van het kunstgras laten zien. Met bloeddoorlopen ogen en schuim op hun lippen waren ze maar op één ding uit: wraak. En wij lieten ons gewillig slachten.

Sterker nog, we gooien er een fust bier tegenaan om hun overwinning te fuiven. Nothing a cold beer can’t fix. En anders verbroedert de barbecue wel. In een hoek van het terras van ons clubhuis staat een grote steenkoolgrill en een vrachtwagen vlees en saus op ons te wachten. De spelersvrouwen zijn uitgenodigd, de spelerskinderen niet te vergeten, de spelersbaby’s en de spelershuisdieren. Iedereen mag meevieren dat het eindelijk voorbij is, onze martelgang naar de middelmoot van de veteranencompetitie.

Niemand laat zich dit seizoenseinde ontgaan: peuters stappen manmoedig door de menigte, kleuters troggelen overal etenswaar, entrepreneurs van een jaar of tien tappen bier in ruil voor snoep aan de bar. De zon – normaal spelbreker bij dit soort festiviteiten – voelt de sfeer goed aan en stuurt een dubbele dosis fotonen richting het terras: kledingstukken gaan uit, de tap wordt extra opengezet, geuren van geroosterd vlees waaien over de tegels.

In hockey.nl van vorige maand stond een vermakelijk artikel getiteld ‘Stoppen? Natuurlijk niet’. Hierin werden negentien goede redenen gegeven om na de zomerstop weer gewoon door te gaan met hockey (‘in deze tijden van economische tegenspoed kun je het niet tegenover jezelf verantwoorden om te stoppen als je stick en schoenen nog niet volledig zijn afgeschreven’).

Mijn team heeft een bewogen jaar achter de rug: nederlagen, nog meer nederlagen, vernederingen, overwinningen, blessures en een mondiale financiële crisis. Er wordt gepraat over het volgende seizoen, en of we moeten doorgaan met deze ellende. Vooraf waren er nog twijfels, maar zes hamburgerige lappen vlees, drie satéëske stokjes en tien bier verder is iedereen weer vol goede moed. Natuurlijk gaan we door! Natuurlijk gaan we vaker trainen! Sommigen roepen zelfs dat we volgend seizoen voor de titel mee kunnen doen. Iemand met een half fust in zijn mik zegt: ‘Dit team heeft potentie!’ Een ander roept: ‘We kunnen nog heel ver komen!’ waarop we allen het glas heffen en toasten op onze glorieuze toekomst. Net als we vorig jaar deden.

Dit was mijn laatste bijdrage. Toen ik een jaar geleden gevraagd werd als columnist van dit blad dacht ik in alle eerlijkheid: een glossy over hockey… ik geef ze twee proefnummers en daarna zal het blad worden uitgestrooid over de Eeuwige Tijdschriftvelden. Ik zat er ver naast. Namens Kampong veteranen F wens ik hockey.nl alle succes bij de vele volgende jaargangen.

Ronald Giphart