De Utrechtse schrijver Giphart doet live verslag vanuit de kleedkamer, waar zich de gerenommeerde Formule 1-fan Bart Chabot bevindt.

TopGear 117 Eerste auto kopen

Het zijn momenten in het leven van een mens. Eerste stap. Eerste woordje. Eerste kus. Eerste keer. Eerste teleurstelling. Eerste kamer. Eerste auto.

Mijn rijbewijs haalde ik op mijn twintigste, maar het duurde negen jaar voordat ik eindelijk mijn eerste wagen kocht. Tot dan toe was ik… (ik haal even adem)… was… was ik treinreiziger. Zeker drie keer per week trapte ik – in mijn herinnering altijd in de stromende regen – naar het Centraal Station in Utrecht. om mijn fiets op een berg van tienduizend andere fietsen te zwaaien. daarna opgeslokt te worden door een nameloze meute mensen in verschrikkelijke lompen. om vervolgens in uitpuilende wagons te worden geperst door NS-personeel met zwepen.

Toen mij gaandeweg werd gevraagd voor te komen lezen in de verste uithoeken van het land. werd reizen met het openbaar vervoer zo goed als onmogelijk. Regelmatig miste ik een laatste trein of kwam ik door haperende dienstregelingen en misgelopen aansluitingen pas tegen het ochtendgloren doodmoe en bespuugd door onbekenden thuis. Een vriend van mij. inmiddels redacteur van dit onvolprezen blad, vroeg me op een dag in 1995 plompverloren waarom ik niet eens een auto kocht. Een wat? De Bijbel heeft het over schellen die van ogen vallen. Een eigen auto… Waarom had ik daar zelf nooit eerder aan gedacht?

Het idee begon te groeien als schimmel op een klamme bank in een vochtige treincoupé. Nu woonde ik tot aan mijn twintigste vlak achter een Renault-dealer. toevallig de vaste garage van mijn stiefmoeder. Er werkte een oud-klasgenoot van mij. die ik voor het gemak Bart Wijdeveld zal noemen (omdat dat ook zijn naam is). Bart was een vrolijke. praatlustige. een nogal atypische autoverkoper. die boeken las. gedichten kon waarderen en links stemde. Hij was nog geen vestigingsmanager, maar zou dat snel worden. Mijn stiefmoeder was een notoire Renault-verslaafde die iedere tweeënhalf jaar de auto die ze op dat moment had, inruilde voor een nieuwer model of een moderner type. Volgens haar – en ik meen ook volgens Bart Wijdeveld – was dat de efficiëntste manier van autorijden: op die manier reed ze altijd in de nieuwste auto en ze had nooit onderhoudskosten. ‘Stoma’ – zoals mijn stiefmoeder in ons gezin heet – reed in mijn herinnering in een 11, een 14, een 18 en een 21, in willekeurige volgorde. Originaliteit in de naamgeving van hun modellen kon Renault in die jaren niet worden toegedicht.

Na mijn besluit eindelijk een auto te kopen. ging ik naar Bart. Ik was nog nooit met mijn stiefmoeder mee geweest wanneer zij een nieuw model ging uitzoeken en had geen idee hoe het kopen van een auto precies verliep. In mijn eentje schuifelde ik een paar rondjes door de showroom. langs een rij nieuwe wagens die ik mij niet kon veroorloven en occasions waar wel mogelijkheden lagen. Ik zag een wagen die mij aansprak: een roomwitte Renault 5 GT, voorzien van turbocompressor met intercooler – hoewel mij dat helemaal niets zei en nog steeds niets zegt. De prijs was iets meer dan vijfduizend gulden. een bedrag dat ik bij elkaar kon schrapen. Ik zag mezelf wel in deze auto naar optredens rijden.

Na een tijdje kwam Bart opgewekt op me af. We haalden een paar herinneringen op aan onze schooltijd en daarna wees ik op de Renault 5. Ik zei dat ik die graag wilde hebben en vroeg, uitermate grappig, of hij die even voor mij kon inpakken.

Bart keek me zwijgend aan.

‘Eh, zo werkt het niet. Ronald’. zei hij hoofdschuddend. Je moet eerst een proefrit maken. Niemand koopt een auto zonder proefrit.’

Joh. een auto is een auto’. zei ik. maar Bart was niet te vermurwen. Hij gaf me de sleutels. waarna we even later een blokje in de buurt van de garage reden. Onderweg praatten we over de fascinerende wereld van modellen, occasions, turbocompressors, afleverkosten en de ruim zeven miljoen Renaultjes 5 die er wereldwijd al waren verkocht. Toen we terugkwamen zei ik dat ik de auto nog steeds wilde hebben.

‘Mag ik het bedrag overmaken of wil je het cash hebben?’ vroeg ik.

Wederom keek Bart me hoofdschuddend aan. Hij wees me op tafel in de hoek van de showroom.

‘Zo werkt het niet, Ronald’, zei hij, voor de tweede keer. ‘Nu moeten we onderhandelen,’

Hij zette me aan de tafel en schonk een kop koffie voor me in.

‘Jij moet nu zeggen dat je die vijfduizend piek een veel te hoog bedrag vindt’, zei Bart.

‘Maar dat vind ik niet’, zei ik. ‘Het lijkt me heel redelijk.’

Bart sloeg met zijn vlakke hand tegen zijn voorhoofd.

‘Zelfs als je dat vindt, moet je dat niet tegen me zeggen’, zei hij. Je zucht en schudt je hoofd. Je moet je enthousiasme voor die wagen ook niet teveel laten blijken. Je zegt dat het je wel een aardige auto lijkt, maar dat je de prijs veel te hoog vindt.’

We keken elkaar aan.

‘Het lijkt me wel een aardige auto, maar de prijs vind ik veel te hoog’, zei ik emotieloos.

Bart glimlachte.

‘Te hoog?’ riep hij. ‘Het is een uitstekende prijs! Ik heb wel wat ruimte, maar veel kan ik niet zakken. Je kunt hem hebben voor vierenhalfduizend, en dan mats ik je echt.’

‘Oké’, zei ik.

Bart liet zijn hoofd naar voren vallen. Zuchtend zei hij dat ik nu moest roepen dat ik ook die vierenhalfduizend veel te veel vond.

‘Je moet zeggen dat je in dat geval liever nog even bij een andere dealer gaat kijken’, zei hij.

‘Maar ik wil deze auto’, zei ik.

‘Dat snap ik, alleen moet je dat niet aan me laten blijken. Zo werkt het spel.’

Ik nam een slok van mijn koffie.

‘Vierduizend gulden’, zei Bart. ‘Dat is echt mijn laatste aanbod. Als ik daaronder ga zitten, zou ik er niets aan verdienen. Je maakt het me wel lastig, Ronald.’

‘Moet ik nu ja zeggen of niet?’ vroeg ik aarzelend.

‘Nu mag je ja zeggen’, zei Bart, waarna we elkaar een hand gaven. Ik was de bezitter van een auto. Hoewel ik niet het idee had dat ik er iets aan had bijgedragen was het mijn eerste echte onderhandeling – toch een moment in mijn leven.

Lees hier alle TopGear columns van Ronald Giphart.

Ronald-Giphart-TopGear-Foto-02