Het Parool, 4 februari 1994
Boekrecensie: Cherry Duyns: Dante’s trompet, Thomas Rap, ƒ 29,50
Een recensent van Propria Cures noemde een roman van Freek de Jonge eens treffend ‘een speurtocht in het bos ‘ waarbij aan iedere boom een vlaggetje hangt. Daarop voortbordurend hangt er bij Dante’s trompet, het nieuwe boek van Cherry Duyns, aan iedere tak een richtingaanwijzer. Duyns heeft namelijk nauwgezet een boek in elkaar gedraaid met een bewonderingswaardige hoeveelheid symboliek en vingerwijzingen; helaas is alleen het resultaat trompet met peren.
De hoofdpersoon is de minor-journalist Victor Klein (vast geen toevallige naam), die een fascinatie heeft voor het verleden, sterker nog: “Het verleden was zijn metgezel.”‘ Zo draagt hij een pilotenhorloge uit 1943, zijn geboortejaar, opdat hij ieder moment van de dag ‘kan kijken hoe laat het in de Twee de Wereldoorlog is’ (daar hebben we die ook weer! Omdat alles om het verleden draait, heeft Victor een papegaai. Boeker, die op zo’n beetje iedere bladzijde volkomen geloofwaardig ‘tempi passati! ‘ krijst. Als Victor tegen zijn tuinhuisje leunt houdt hij zijn armen gespreid ‘alsof hij in afwachting was van de Romeinen’ en als hij met zijn vrouw Elisa arm in arm op het strand zit, kijken ze ‘naar de zee, naar elkaar, naar de eeuwigheid. En dan zijn we dus nog maar op bladzijde veertien.
Opgegeild door de vele misse formuleringen en zinnen bereikte ik al op bladzijde vijftien een ergernisorgasme na de zin: “Spoedig oversteeg Elisa’s inkomen het zijne en verhuisden zij haar Heemstede, dat hij weliswaar als een nouveauriche-kampement aanduidde maar waarvan hij de rust en de ruime werkkamer zeer aangenaam vond.” Jaja, Heemstede heeft namelijk precies één ruime werkkamer. De bovenstaande zin is symptomatisch voor Dante’s trompet: Duyns wil te literair te veel tegelijk te hoog gegrepen vertellen.
De roman heeft zeven (houd dat getal even in de gaten) hoofdstukken, die alle vernoemd zijn naar een liedje, net als de naam van het reisbureau van Elisa: Trav’lin Light. Als Victor door Elisa naar Noorwegen wordt gestuurd om een folder te schrijven, pleegt hij overspel. Dit komt het huwelijk van Victor en Elisa niet ten goede. Als op het eind van het eerste hoofdstuk Victors horloge stilstaat, weet zelfs een demente verstaander dat het wel eens helemaal mis zou kunnen gaan.
En ja hoor: Elisa zet Victor de deur uit, waarna hij vertrekt naar een appartement in een van de drie identieke Haarlemse torenflats die hij Heden, Verleden en Toekomst heeft gedoopt. Hij houdt zich onledig met het vertalen van een Lexikon der Symbole (dat ligt er helemaal niet dik bovenop), babbelen met zijn papegaai (’tempi passati’) en luisteren naar muziek. Op een avond hoort hij een treurige trompet in The Unanswered Question van Charles Ives een aantal keer de vraag naar de zin van het leven stellen. Hoeveel keer? Juist: zeven keer. Hetzelfde aantal jaren als Victor bereid is om zelf trompet te leren spelen, want dat wordt zijn grote obsessie: hij wil The Unanswered Question kunnen blazen.
Bij een weduwe, mevrouw Belling, koopt hij een trompet die haar man nog aan het eind van de oorlog met een Duitser in Berlijn heeft geruild voor een vestzakhorloge (maar niet voordat we te weten zijn gekomen dat Victors vader een gruwelijke hekel had aan moffen en Victor zijn vader krenkte door juist hun taal te gaan studeren).
Trompet spelen wordt de vervuling van Victors nieuwe leven, de rest interesseert hem niets meer. Zelfs als een van zijn dochters zegt: “Je gaat steeds meer op je papegaai lijken. Je kletst wel, maar zegt helemaal niets,” verandert hij niet. Sterker nog: hij koopt voor Boeker een minitrompetje, zodat ze samen kunnen blazen. Dit had hij beter niet kunnen doen, want — och arme! — zijn vriend overlijdt hierop aan loodvergiftiging. Waarna Victor het beest begraaft in (nounounou?) zijn trompetkoffer. Tempi passati!
Als Victor voor een schrijfopdracht naar Berlijn moet, heeft hij een ontmoeting met de zoon van de eervorige eigenaar van zijn trompet. Deze Winfried Fröhlich (hij is gay) heeft het vestzakhorloge waarvoor zijn vader de trompet ruilde natuurlijk nog in bezit en hij vraagt of Victor het aan de oude weduwe wil teruggeven. Dan gebeurt er iets vreselijks: Victor raakt een tand kwijt. Terug in Nederland krijgt hij te horen dat hij nooit meer zal kunnen spelen.
Wanneer een roman als Dante’s trompet begint aan zee, kun je er lood op innemen dat-ie ook aan zee weer eindigt. Alles moet in literatuur namelijk met alles te maken hebben, zo ook begin en einde. Gedesillusioneerd ziet Victor op het strand een vlieger in de gestalte van een vogel. “Was dit een teken?” vraagt hij zich af, waarna hij zijn kostbare trompet in zee werpt. Bij thuiskomst hoort Victor degene die hij zo vreselijk heeft gemist eindelijk op zijn antwoordapparaat: Elisa. En zo komt alles toch nog goed en trompettert Duyns het hele verhaaltje uit.
Ach, het is zoals een muziekleraar tegen Victor zei: “Uiteindelijk is trompet spelen een gevecht dat je altijd verliest.” Ja, om van schrijven maar te zwijgen.