Tussen dansende schrijvers en dronken dichters

Dit jaar zou het boekenbal zijn 75ste editie beleven. Ronald Giphart, zelf ‘minimaal tien keer’ te gast op dit schrijverscarnaval, dook in de archieven en vond een grote hoeveelheid memorabele relletjes. Zo was het in 1970 hommeles door een loslopend varkentje.

‘Er is geen fenomeen van vergelijkbare culturele onbenulligheid waaraan in de loop der jaren door de media zoveel aandacht is besteed: schreef Maarten van Rossem ooit over het boekenbal, de jaarlijkse aftrap van de Boekenweek. En daarin heeft de Utrechtse historicus natuurlijk gelijk, want de ophef die ‘het grootste Nederlandse personeelsfeest’ veroorzaakt, is elke editie opnieuw lachwekkend: immer wordt het bal overspoeld met cameraploegen, fotografen, bloggers, journalisten en tegenwoordig ook influencers. Het NOS Journaal besteedt steevast aandacht aan de aankomst van de feestgangers op de rode loper en ook Nieuwsuur is onvermijdelijk aanwezig om te laten zien dat schrijvers hun wenkbrauwen hebben geborsteld en in opperbeste – of juist overdreven humeurige – stemming zijn om zich helemaal vol te laten lopen met drankjes die hun uitgevers voor hen bekostigen.

De buitensporige media-aandacht zorgt ervoor dat de literaire netwerkborrel in de loop der jaren mythische proporties kreeg. Het is de droom van iedere debutant of aanstormende bekendheid eindelijk naar het boekenbal te mogen om zich te laven aan ‘het feest van de verbeelding’. Voor gewone stervelingen is het zo goed als onmogelijk om legaal binnen te komen. Om die reden is er zelfs een paar keer een (nogal zielig) alternatief ‘Bal der Geweigerden’ georganiseerd, voor iedereen die op het echte bal niet welkom was. Connie Palmen, een schrijfster die veelvuldig op het bal was te vinden, zei hierover: ‘Het geheim van elk leuk feest is dat niet iedereen er mag komen. Het boekenbal is een genootschap waarvan je even deel mag uitmaken en anderen niet.’ Matthijs van Nieuwkerk – ook een trouwe bezoeker noemde de toegangskaartjes ooit the hottest tickets in town.

Dat laatste wordt door velen ontkend, want het hoort bij de merites van het gala dat men graag aanwezig wil zijn en tegelijkertijd al even graag roept ‘dat het feestje compleet overschat is’. Telkenmale roept het bal meesmuilende reacties op. Waar elders vind je dansende schrijvers, dronken dichters en rondsjokkende BN’ers? ‘Het is aapjes kijken’, zei schrijver Ilja Pfeiffer daarover. ‘De schrijvers zijn de aapjes. En aapjes vinden het leuk capriolen uit te halen.

Het nieuws dat de traditionele Boekenweek noodgedwongen werd verplaatst naar de zomer en dat het boekenbal is afgelast, zou in normale jaren hebben geleid tot een doorleefd protest van verbijsterde literatoren, maar het bericht werd nu met gelatenheid ontvangen. Het gala is wel vaker afgelast, bijvoorbeeld na de watersnoodramp van 1953. Ook ligt de editie van vorig jaar nog vers in geheugen. Een week voordat het kabinet in 2020 het land intelligent op slot gooide, kwamen in de Amsterdamse Stadsschouwburg tweeduizend vertegenwoordigers van de vaderlandse intelligentsia bij elkaar om te zwieren, lallen en lellebellen op de liederlijke liedjes van Snollebollekes. Volgens velen was het boekenbal van 2020, net als carnaval, een zogenaamd super spread event, waar velen besmet zouden zijn geraakt (er zijn geen concrete bewijzen voor, maar het klinkt aannemelijk).

Nu het bal dit jaar is geschrapt – waarschijnlijk komt er in de zomer geen alternatief – zijn er gelukkig nog de herinneringen. Er is namelijk geen evenement in Nederland dat zo goed is gedocumenteerd. Zo’n zeven jaar geleden kreeg de CPNB, de organisatie die zich vanaf 1932 inzet voor de promotie van boeken, van een verzamelaar ruim vierhonderd ordners vol spullen over het bal en de Boekenweek, een rij van maar liefst 27 meter lang. De geschiedenis van het feest behelst dan ook veel meer dan een opsomming van al dan niet spraakmakende feestjes: het is óók een geschiedenis van maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland, hoe het land en de omgangsvormen zijn veranderd.

In 1947 werd er voor het eerst een ‘Schrijversbal’ georganiseerd, op initiatief van een boekhandelaar en een uitgever. Voor de Tweede Wereldoorlog werd het begin van de Boekenweek ingeluid met vaak uren durende toneelvoorstellingen. De heren wilden meer reuring en besloten om na het toneelstuk van 1947 een exclusief feest te geven voor hun vakgenoten en hotemetoten. Het samenzijn was direct een schot in de roos: iedereen die er in het boekenvak toe deed wilde worden uitgenodigd. Vooral schrijvers en hun dwepende aanhangers begonnen elkaar op te stoken. Zo vroeg Harry Mulisch in een bewaard gebleven brief aan Gerard Reve of de laatste ervoor kon zorgen dat hij ook eens werd uitgenodigd. Waarna Mulisch zou uitgroeien tot de verpersoonlijking van het boekenbal.

In de beginjaren was het bal nog onversneden chic, de bezoekers verschenen fraai uitgedost in galajurken en rokkostuums. De festiviteiten waren geliefd bij lieden die van oudsher graag aanschurken tegen de culturele elite: gezagsdragers en leden van het Koninklijk Huis. Koningin Juliana en prins Bernhard bezochten het Bal meerdere malen en lieten zich minzaam voorstellen aan gewichtige literatoren.

Naast het strikte toelatingsbeleid waren de vele rellen en schermutselingen die het bal veelvuldig ontsierden geweldig voor extra aanzien. Al in 1948 was het raak met een immense rel over de opvoering van het jaarlijkse toneelstuk. Aanvankelijk had de CPNB gekozen voor Jan Pietersz. Coen, een in 1931 door Jan Slauerhoff geschreven tekst over de vierde gouverneur-generaal van de VOC. Niet alleen vandaag de dag, maar ook in 1948 was deze Hoornse zeerover al zeer omstreden. Men voorzag dat Slauerhoffs ‘ploertige stuk’ tot nationale ophef zou leiden vanwege de politieke gevoeligheid rondom de politionele acties in Nederlands-Indië. Om eventuele schermutselingen in het bijzijn van koningin Juliana te voorkomen besloot de Amsterdamse burgemeester in allerijl de voorstelling af te lasten en te vervangen door een volstrekt ongevaarlijk stuk over stadhouder Willem III (geschreven door een vergeten schrijver genaamd Schimmel). De verzamelde schrijvers, die het hier niet mee eens waren, boycotten de voorstelling, al kwamen ze wel naar het bal zelf, want daar werd gratis drank geschonken.

In 1969 ontstond er internationale ophef over de legendarische versieringen van de illustere graficus Metten Koornstra. Jarenlang leukte hij het bal op met spectaculaire ornamenten, die na afloop door bezoekers als trofee mochten worden meegenomen, een gebruik dat nog steeds tot de mores van het boekenbal hoort. Koornstra had het bal in 1969 uitgedost als een ‘Palais du Pape’, een Paleis van de Paus. Zijn expliciete schilderijen veroorzaakten zoveel reuring dat de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Joseph Luns, namens de regering op z’n knieën excuses aanbood aan de nuntius, de vertegenwoordiger van de paus in Nederland.

Tegenwoordig worden de versieringen gemaakt door jonge kunstenaars en inmiddels is het tijdstip waarop er wordt aangevangen met de sloopwerkzaamheden veranderd: begon men in vroeger tijden vanaf twee uur ‘s nachts van de versieringen te graaien, tegenwoordig worden die al voor twaalven van de muren geplukt. Overigens ging het in al die jaren ook weleens mis, bijvoorbeeld toen bij een van de literaire beeldenstormen in de Amsterdamse Stadsschouwburg een buste van Simon Carmiggelt werd ontvreemd (die pas zestien jaar later verminkt werd teruggevonden op een rommelmarkt in België).

In 1970 was het weer hommeles, toen het boekenbal in de Amsterdamse RAI werd gehouden in aanwezigheid van internationale schrijvers als Mary McCarthy en Günther Grass. Voor de literatoren werd een groot speenvarken geserveerd en ter opluistering van de feestvreugde besloot men een levend varkentje te laten rondlopen tussen de tafels. Dit zorgde voor ontreddering, zowel bij het varken zelf als bij de verzamelde schrijvers, die onder leiding van de inmiddels onvermijdelijke Harry Mulisch het argeloze beest probeerden te vangen. De schermutselingen die hierop volgden haalden zelfs de voorpagina van de International Herald Tribune.

Een steeds terugkerende bron van discussie was het traditionele zaalprogramma. Toen eenmaal was besloten de langdradige toneelstukken te schrappen, werden gerenommeerde vaderlandse entertainers uitgenodigd voor vermaak. Zo mocht Wim Kan in 1961, in aanwezigheid van koningin Juliana, grappen maken over de aanwezige literatoren. Op YouTube is ook de nog hilarischer ‘actuele schrijverspotpourri’ van Frans Halsema te vinden, opgenomen tijdens het boekenbal van 1967. Het valt vooral op hoe niet alleen de muziek, maar ook de humor in al die jaren is veranderd.

‘En van je Hella Haasse, houd er de moed maar in, houd er de moed maar in, houd er de moed maar in…’ zong Halsema voor de toehoorders, die gierden van de lach. Vele schrijvers kregen in zijn Boekenbal-lade een beurt. Voor de alcoholisch aangelegde Simon Carmiggelt werd ‘namens zijn kleinkind’ het nummer Ach opalief, toe drink niet meer gezongen, en de notoire wietgebruiker Simon Vinkenoog werd verrast op: ‘Simon die moet zakkies plakken, hi ha ho, omdat ze hem steeds voor hasjiesj pakken, hi ha ho!’ De zaal scandeerde vrolijk mee.

Halsema probeerde ook een brug te slaan tussen volkscultuur en literatuur. De destijds populaire carnavalshit Tante Mien, mag ik je poesje even zien? van volkszanger Sjakie Schram werd voor de verzamelde schrijvers omgedoopt tot Tante Mien, mag ik je titels effe zien? Er werd uitbundig voor geapplaudisseerd.

In latere jaren was het schrijverspubliek minder meegaand. Legendarisch was het optreden van Lenette van Dongen in 1994. Hoewel ze enorm haar best deed iets van emotie in die verveelde schrijverstronies te krijgen, ontlokte haar optreden een treiterige slow clap. Naar verluidt kwam de cabaretière huilend van het podium.

In 2000 was er wederom een grote rel, toen Harry Mulisch achterin zijn boekenweekgeschenk Het theater, de brief en de waarheid acteur Jules Croiset bedankte voor zijn steun. Dit schoot in het verkeerde keelgat van Freek de Jonge, die ooit met de dood was bedreigd, naar later bleek door Croiset (in de nasleep van Fassbinders toneeluitvoering Het vuil; de stad en de dood). In reactie op Mulisch kondigde De Jonge aan dat hij diens boekenweekgeschenk zou verbranden op het podium van Carré, waar het bal dat jaar werd gehouden. Mulisch antwoordde dat zoiets hem aan Joseph Goebbels deed denken. In de show van De Jonge, De conferencier, het boekenweekgeschenk en de leugen, hield de cabaretier het boekje van Mulisch omhoog, waarna hij zich naar de eerste rij boog en pesterig vroeg: ‘Harry, heb je een vuurtje voor me?’

Dit was de laatste echt grote rel, als we even voorbijgaan aan het vechtpartijtje met Beau van Erven Dorens in 2004, omdat hij een slok uit een wijnfles zou hebben genomen die niet van hem was. Het laatste decennium is het opvallend rustig, al is de jaarlijkse aandacht geenszins geslonken. Dankzij corona zullen we het nu dus een jaar zonder schrijverscarnaval moeten doen, wat helemaal niet erg is. In 2022 komt het bal ongetwijfeld terug en tot die tijd houden we ‘van je Hella Haasse de moed erin’, in afwachting van het feest waarvan je – in de woorden van diezelfde Van Erven Dorens – ‘bij binnenkomst al denkt dat het is afgelopen’.

Bij dit stuk van Ronald Giphart is op de foto’s te zien; Jan Siebelink, Adriaan van Dis, Connie Palmen en Harry Mulisch; allemaal auteurs die een boekenweekgeschenk schreven en graag geziene gasten op het bal. Koningin Juliana en Bernhard arriveren op de editie van 1965. Jarenlang verzorgde Metten Koornstra de aankleding van de bals. Hier hangt hij te midden van zijn ‘boekenbaImannetjes’. Bezoekers die erbij waren in 1999 nemen decorstukken mee, een traditie. Het feest in 1967 in de RAI. De verdwenen -en weer gevonden – kop van Simon Carmiggelt. Vermaakt Ronald Giphart zich op het bal van 2003. Harry Mulisch met het varken dat in 1970 voor rumoer zorgde; dertig jaar later vroeg Freek de Jonge Harry Mulisch een vuurtje, om de boom aan te kunnen steken, waarop hij Mulisch’ Boekenweekgeschenk wilde verbranden. Beau van Erven Dorens op een vredig verlopen bal in 2008.