Tussen de lakens tussen de middag

Het Parool, 29 december 1995

Boekrecensie: Pim Hofstra: De Leeghwaters, Arbeiderspers, ƒ 22,50

Waarom is dit boek in godsnaam uitgegeven?

Wat een gouden greep om De Leeghwaters, een bij de Arbeiderspers verschenen novelle van de mij onbekende Pim Hofstra, mee te nemen naar mijn nieuwe kerstadres! Uren van tergend vermaak heb ik met dit boekje beleefd, en dat niet alleen: ik heb ook de blits kunnen maken bij mijn gezelschap. Het enige dat ik daarvoor hoefde te doen, was ‘de vertelling’ (zoals het werkje op het omslag wordt omschreven) bijna in zijn geheel voor te lezen. Elkaar helemaal onderpoepend van de lach hebben mijn kennissen me gesmeekt hiermee te stoppen, maar ik ben doorgegaan tot ze zich met hartontstekingen van plezier wegsleepten. Toen we later, nahikkend van de slappe lach weer bij elkaar zaten, hebben we ons luid vloekend en verbijsterd afgevraagd: hoe is het in godsnaam mogelijk?

Een paar jaar geleden heb ik voor enkele uitgeverijen manuscripten beoordeeld. Zonder uitzondering waren dit wanhopig slecht geschreven, even pretentieuze als warrige pakken baggertaal die het absoluut niet verdienden te worden uitgegeven. Het lezen van deze wanhoopspogingen leerde me in elk geval respect hebben voor ieder in druk verschenen boekwerk (hoe saai of vervelend ook).

Dit respect ben ik na lezing van De Leeghwaters kwijt. Wat heeft de Arbeiderspers bezield om dit moedeloosmakend gestumper in haar fonds op te nemen? Of ze zijn op Singel 262 helemaal gek geworden, of die Pim Hofstra heeft de directeur van het bedrijf gechanteerd; een andere reden voor deze uitgave kan ik niet bedenken.

De Leeghwaters is 94 bladzijden dun; alle loze witte bladzijden met motto’s en tussentitels weggelaten blijven er slechts 73 pagina’s over, die daarbij maar 28 regels tellen (normaal: 38). Waar een koffiejuffrouw die haar koopwaar met water aanlengt de schande van het land over zich uitgestort krijgt, mag een uitgever een tekst van hooguit vijftig bladzijden ongestraft oppompen tot dure vertelling. Dit zou niet erg zijn als deze vertelling briljant was, en dat is De Leeghwaters inderdaad: briljant slecht.

Hoe dun het boekje ook is: ik heb me er doorheen moeten wurgen. Zelden een vertelling gelezen met zo’n oninteressant plot (man woont als kind in de buurt van zijn oom en neef, man heeft buurmeisje, man steelt appels, man bezoekt op latere leeftijd zijn neef in andere stad, een vrouw raakt zoek, iemand gaat dood, man wordt nog weer later overspannen, man komt voormalig buurmeisje tegen, man moet voor haar na een gesprek van enkele seconden naar Amerika om duur schilderij weg te brengen, man zit in vliegtuig naast andere man, deze blijkt journalist, deze blijkt neef, man komt in Amerika zoekgeraakte vrouw tegen, en zo wisselt de ene onwaarschijnlijkheid de andere onbeduidendheid af).

Zoals het plot uiterst lullig is, zo is ook het taalgebruik hilarisch aandoenlijk. Zelden een zogenaamd literair bedoeld boek gelezen waarin zoveel kromme, lelijke, onsamenhangende en onbedoeld dubbelzinnige zinnen staan. ledere bladzijde wordt ermee ontsierd. Wat te denken van: “Terwijl mijn oom uitlegde dat hij sinds zijn vrouw bij een ongeluk was omgekomen, geen auto meer bestuurde, stak zijn hoofd tegen de nog lichte hemel af waar dikke vette wolken opkwamen met koppen van een zo donker blauw dat het was alsof ze zich hadden gestoten.”

Of: “Hij lag nu in een ligstoel met naast hem in het gras de poes, die in haar zwarte vacht meer weg had van een schaduw dan van een kat.” (In haar groene vacht had de poes namelijk meer weg van een bak pistache-ijs.)

Ook bilspierknijpend: “In mijn oren bleef het geknars van de glasscherven hangen waar zij doorheen was gelopen.” (Door geknars kun je niet lopen.)

En wat staat hier? “Het was niet dan nadat ik, vanwege de orde die ik in de klas niet kon houden, als onderwijzer was ontslagen dat een zachte septemberavond mij in de stad voor het huis van mijn vroeger buurmeisje vond.”

En hier? “Wanneer ik op een avond in april door hetzelfde weiland loop als ik liep toen ik eens spijbelde van school en dat ook nu drassig is, heb ik een tijdlang niet op de lucht gelet, die snel betrekt.”

Wie nog niet overtuigd is van het onnavolgbare schrijftalent van Pim Hofstra: “Tussen de lakens die aan de lijn te drogen hingen was tussen de middag een bedremmelde Tineke verschenen.”

Tussen de lakens tussen de middag. Dit is geen grap: dit is om te huilen.