Tweezaamheid

De Volkskrant, 15 november 2011

Het is een aangenaam zonnige middag, wat voor midden november een bijzondere ervaring is. Als dit een film was, zou deze weersomstandigheid een betekenis hebben, omdat de wetten van het scriptschrijven voorschrijven dat het exterieur altijd een uitdrukking is van een stemming of gemoedstoestand van de personages (daarom bliksemt het zo vaak als iemand in een film iets onheilspellends zegt of doet, wat onzin is natuurlijk, want hoe vaak gebeurt het dat het dondert als je op het punt staat iemand te wurgen met een vissnoer?).

Ik zit op een terras een workshop scenarioschrijven voor te bereiden, als onderdeel van een schrijfcursus van de Vrije Universiteit. Een tafel van mij vandaan zit een zwijgend stel achter een kopje koffie, verder is het rustig. Ongestoord kan ik mij verdiepen in de scriptschrijvologie.

De vele zelfhulpboeken over schrijven voor televisie en film hebben het allemaal over de grote verschillen tussen een roman en een script. Ten eerste is een plot, in tegenstelling tot een roman, een halfproduct dat door een regisseur schaamteloos zal worden gebruikt, geplunderd of verkracht. Ten tweede gaat het bij een roman om de taal, de vervoering van de woorden en de rijkheid van de zinnen, terwijl het bij een film of tv-drama uitsluitend gaat om de overtuigingskracht van het beeld. De hoofdwet van het scriptschrijven is dan ook het beroemde adagium: show, don’t tell.

De schrijver en scenarist Raymond Chandler moest in een film ooit laten zien – in scriptschrijfterminologie: establishen – dat een man en een vrouw die samen in een lift stonden een slecht huwelijk hadden. Doorsnee scriptschrijvers en romanciers zouden daar drie pagina’s dialoog aan wijden, gevuld met onderhuidse spanningen en ruzies. Chandler liet de man en de vrouw zwijgend naast elkaar staan, tot een paar verdiepingen hoger een oogverblindend mooie vrouw de lift binnenstapte. Op dat moment nam de man van het echtpaar zijn hoed af. In dat gebaar – dat in de jaren vijftig een nog veel significantere betekenis moet hebben gehad – zat het huwelijk van het stel vervat.

Terwijl ik aantekeningen maak, kijk ik naar het zwijgende echtpaar op het zonnige terras. Hoe houden geliefden het vol om zo lang niets tegen elkaar te zeggen, terwijl ze ook niet verdiept zijn in iets anders? Ze lezen niet, praten niet, zitten zwijgend in tweezaamheid achter hun koffie.

Na enige tijd komt een serveerster hen beiden een nieuwe bestelling brengen. De vrouw drinkt haar koffie zonder suiker, maar de man gebruikt drie klontjes – twee van hemzelf en één van haar – en begint vervolgens te roeren. Dit zou een beeld zijn om hun huwelijk te establishen: nadat de man vele seconden zijn theelepel tegen zijn kopje heeft getikt, buigt de vrouw zich naar hem toe, neemt het lepeltje van hem over en legt het op zijn schoteltje.

De korte zucht van de man, en daarna weer hun langdurige gezwijg. En dan, na minstens een kwartier, doet de vrouw haar mond open. Ze zegt: ‘Het is echt lekker voor de tijd van het jaar.’

De man knikt bedachtzaam. Na een tijdje zegt hij: ‘Maar er schijnt een extreem strenge winter aan te komen.’

In een film zou deze weersverwachting dreigend en onheilspellend klinken. De vrouw knikt. Samen kijken ze naar een onbestemd punt in de verte.