Uit

 De Volkskrant, 7 februari 2012

Een vriend stond vast in een sneeuwfile en daarom zat ik in mijn eentje aan de bar van een eetcafé te wachten op zijn komst. Om mezelf een houding te geven, speelde ik met mijn mobiele telefoon. Aan het tafeltje pal naast me hoorde ik een jongen zeggen: ‘Dus het is uit?’ Vier woorden waarin veel leed schuilde. Al die mooie momenten, alle gedeelde sentimenten, alle lust, alle overgave, alles wat er was meegemaakt. Hoezo uit?

‘Hoezo uit?’, zei de jongen aan de vrouw tegenover hem, een meisje nog. Ze droeg een trui met witte streepjes en had een grappig mutsje op. Het was er het weer voor om met een muts op in een restaurant te zitten. De vrolijke outfit van het meisje contrasteerde met haar bedrukte oogopslag.

In mijn tijd als ober heb ik het regelmatig meegemaakt dat under my watch liefde opbloeide en zelfs huwelijksaanzoeken werden gedaan. Van het omgekeerde ben ik ook getuige geweest: mensen die publiekelijk hun relatie beëindigden, soms achteloos tussen de gangen door, soms met een nucleaire aanval van verwijten. Tragisch was een arts die op de avond dat hij was teruggekeerd uit de tropen van zijn vriendin te horen kreeg dat ze inmiddels een ander had ontmoet. De ruzie die daar op volgde, was zo decorumloos hevig en duurde zo lang dat we het stel niet durfden te onderbreken met futiliteiten als de rekening.

Het paar pal naast me sprak met een minder doorleefd gevoel voor drama. Ingespannen spelend met mijn telefoon ving ik flarden van hun gesprek op. Er was, begreep ik, ook in dit geval sprake van een ‘hem’, die het meisje recentelijk had ontmoet. Deze man had iets in haar losgemaakt, een emotie aangeboord die ze voor andere mannen nog nooit had gevoeld.

‘Ik ben er erg door verward, want ik wist niet dat ik dat voor een man kon voelen.’

‘Jezus Christus, ben je verliefd?’, zei de jongen met een van woede verwrongen stem. Het meisje met het mutsje gaf geen antwoord. Er viel een stilte.

‘Maar jij was toch nooit verliefd?’, zei hij. Ook een zin waarachter veel leed schuilging. Het meisje schudde langzaam haar hoofd.

‘Nee’, zei ze. ‘Maar op hem dus wel.’

Na een paar seconden voegde ze eraan toe: ‘Sorry.’

De jongen zuchtte getergd.

‘Ik wil tijd en ruimte in mijn hoofd om te onderzoeken wat ik voor hem voel. Waarom hij in mij losmaakt wat hij losmaakt. En daarom kan ik met jou niet verder.’

Zijn getergde zucht werd gevolgd door een blik van moedeloosheid. Ik ben geen gedachtelezer, maar het was duidelijk dat hij dacht aan wat ‘hem’ in godsnaam wel had en hij niet.

‘Ik wil jou niet kwijt in mijn leven’, zei het meisje, woorden die aankondigden dat het einde onafwendbaar nabij was. De jongen keek inmiddels alsof hij het liefst stante pede zou vertrekken.

Een half uur later zaten mijn vriend en ik aan het tafeltje waar even daarvoor een relatie was gestrand in het massagraf van de liefde. Ik vertelde mijn vriend over de sombere blik van de jongen, waarna we onze glazen hebben geheven op hen die ooit verlaten zijn.