AD Magazine, 28 september 2019
Om deze foto’s te kunnen gebruiken, neem contact op met Shody Careman & @careman_fotografie
Rubriek: Gipharts kookeiland
Als Ronald Giphart niet staat te blancheren, flamberen of pocheren, zit hij wel te computeren. Zijn zoekgeschiedenis vertoont opvallend vaak één bepaalde site.
Het woord ‘lekker’ is, vind ik, een behoorlijk lekker woord. Het rolt althans aangenaam in de mond. Lekkerrrr. Jammer dat de betekenis ervan wat is gedevalueerd, net als de betekenis van het woord ‘leuk’. Als mijn vrouw mij een heerlijke maaltijd voorschotelt waarvoor ze uren in de keuken heeft gestaan, en ik reageer met een eenvoudig ‘ja, lekker’, dan verhoogt dat niet de sfeer.
Het woord ‘lekker’ bestaat in het Nederlands al heel lang, aldus de taalrechercheurs van de onvolprezen etymologiebank.nI (een site die ik van harte kan aanbevelen). In het jaar 1270 tekende iemand bijvoorbeeld in een oud handgeschreven boek op dat ‘geen man en is so lecker als die giene quaden adem heuet’, oftewel: ‘niemand is zo gulzig als degene die een slechte adem heeft’. Dat was destijds blijkbaar de volksmythe: mensen die uit hun mond riekten moesten wel gulzige eters zijn.
Lekker betekende toen nog gulzig, maar al snel werd het ook gekoppeld aan het voedsel zelf, in bijvoorbeeld de zin ‘als mi gedachte der lecker spise’ (uit 1393), oftewel ’toen ik dacht aan dat smakelijke voedsel’. Al veel langer bestond een Oudgermaans werkwoord genaamd ‘lecken’, een variant van het middelnederduitse werkwoord ‘likken’, oftewel met je tong ergens langsgaan. Volgens een van de etymologen zou de nogal maffe uitdrukking ‘lekker is maar een vinger lang’ slaan op de lengte van de tong.
In vroeger tijden kende het Nederlands ook het woord ‘lekkaard’, dat een andere betekenis had dan wat wij heden ten dage onder ‘een lekkertje’ scharen. Een lekkaard was een gulzigaard, een gretige vreter, een smulpaap, in sommige gevallen zelfs een smeerlap die alleen maar aan de bevrediging van zijn lusten dacht.
Een ander woord voor lekkaard of veelvraat werd ‘lekkerbeck’, een omschrijving die al in 1664 is opgetekend in de betekenis van ‘watertanden’ (lekkerbekken). Het is een mooi voorbeeld van hoe met de jaren begrippen en woorden van betekenis kunnen veranderen.
Wij kennen in onze tijd het zogenoemde ‘lekkerbekje’: gebakken of gefrituurde gepaneerde visfilet. Waarschijnlijk – ik kom er niet achter – zou de naam na de Tweede Wereldoorlog zijn bedacht door iemand van een viskraam in IJmuiden.
Er is overigens ook een Vlaamse variant van bet lekkerbekkie: opgerolde ingelegde haring, die men daar eet met ui en een tartaarsaus. Een gerecht wat dan bij ons weer een ‘rolmops’ heet. Ook lekkerrrr, maar je moet er niet te gulzig van eten wil je geen ‘quaden adem’ krijgen.
Nederlandse lekkerbekjes met bierbeslag
Voorde saus
Prak de drie gepelde eieren in een kom met een vork. Voeg de kappertjes en augurkjes toe, en daarna de mayonaise met peper en zout. Als laatste de kervel. Roer goed en zet de saus weg.
Bestrooi de filets met zout en peper en bestuif ze met wat bloem. Haal de resterende bloem door een zeef, samen met 1 theelepel zout. Neem een grote kom, doe de bloem erin, maak een kuil in het midden en breek hierin een ei.
Giet langzaam scheutjes bier erbij en roer tot er een glad en luchtig beslag ontstaat. Verwarm de olie in een frituurpan of hoge pan tot 180 graden. Frituur de filets tot ze knapperig en goudbruin zijn (ongeveer 5 minuten).
Laat de lekkerbekjes uitlekken op keukenpapier en serveer ze met de saus.
Lekkerrrrr.