Vinketering

Utrechts Nieuwsblad, 27 juni 1993

Hartelijk gecremeerd allemaal, ik ben er weer! Vier weken lang heb ik geen columns geschreven om de simpele reden dat mijn moeder mij nodig had. Mijn moeder (haar naam is Wijnie Jabaaij en sommigen van u zullen haar kennen omdat zij twaalf jaar voor de PvdA in de Tweede Kamer zat) heeft altijd geprobeerd om de regisseur van haar eigen leven te zijn, hoe groot de tegenslagen ook waren. Toen zes jaar geleden niet alleen mijn moeder, maar ook haar ziekte Multiple Sclerose zeer progressief bleek te zijn, heeft zij zich tot haar eigen zorgcoƶrdinator benoemd.

Waar een normaal mens al honderd keer in een verpleeghuis zou zijn opgenomen, kreeg mijn moeder het voor elkaar om thuis te blijven wonen en van het leven en haar vrienden en niet in de laatste plaats van haar fantastische kinderen te blijven genieten. Zij kon echter niet vermoeden dat zij vier weken geleden een schupp, ofwel een ernstige verslechtering van haar ziekte zou krijgen. Het is zeker geen geheim en al helemaal geen taboe dat mijn moeder euthanasie heeft gepleegd, een daad die zij al jarenlang in voorbereiding had. Haar leven moest draaglijk blijven, zij wilde onder geen beding naar een verpleeghuis en het bestaan had geen zin als zij niet meer kon praten. Vier weken geleden was dat zover en bereikte mijn moeders verlamming haar praat- en lachspieren. Wel was Wijnie nog bij volle bewustzijn en mijn zusje Karin en ik hadden contact met haar door middel van oogknipperen en gezichtsuitdrukkingen. Na een week tot rust te zijn gekomen maakte ze kenbaar dat ze niet meer verder wilde leven.

Hoewel het niet gepast is om in een column op de kunstpagina politieke danwel maatschappelijke uitspraken te doen, wil ik het hier toch niet laten (weet ik wat ik doe in mijn verdriet?). Euthanasie is in dit land nog steeds een misdaad en strafbaar. Dit heeft vervelende en mensonterende consequenties, niet alleen voor de zieke, maar ook voor degenen die vanuit hun professie de patiĆ«nten helpen bij hun euthanasie. Het ondoordachte, moeilijke en nauwelijks werkbare lafhartige hapsnap euthanasiebeleid dat thans in Nederland wet is, moet van de baan! Legaliseer euthanasie op een menswaardige manier! Euthanasie betekent ‘goede dood’, en ik kan u verzekeren dat de dood van mijn moeder goed is geweest. Het was een dood uit het boekje en eigenlijk kan ik het iedereen aanraden. Ik zal er de komende jaren zeker over schrijven, niet in deze column, maar elders.

Omdat die schupp van mijn moeder toch nog onverwacht kwam, heeft Wijnie haar crematie niet precies kunnen regisseren zoals zij dat wilde, en dat is jammer, want we hebben het vaak gehad over de dingen die ze tijdens de plechtigheid wilde gaan doen.

Omdat een crematie toch eigenlijk neerkomt op een middagje entertainment, had mijn moeder allerlei ludieks bedacht. Zo wilde ze via een videoboodschap iedereen nog even met welluidende taal toespreken en een ander zogenaamd serieus plannetje was het idee dat de hele zaal vol moest zitten met rouwende mensen, dat mijn zusje en ik in de familiekamer zouden wachten tot iedereen stil was en vervolgens naar het spreekgestoelte zouden lopen, ik verkleed als Sinterklaas en mijn zusje als Zwarte Piet. Hier gezeten zou ik dan mensen naar voren moeten roepen en de erfenis verdelen. Dat waren dingen waar mijn moeder zich erg vrolijk over kon maken. Mijn moeder was ook diep onder de indruk van de Engelse komiek John Cleese, van Monty Python, die op de begrafenis van Graham Chapman, een andere Monty Python, zei: Ik denk dat Graham mij het nooit zou hebben vergeven als ik niet op zijn begrafenis als eerste Engelsman op een o zo plechtige plechtigheid het woord ‘fuck’ zou hebben gezegd.” Mijn moeder vond dit fantastisch en heeft mij verzocht of ik tijdens haar crematie de eerste Nederlander wilde zijn die het woord ‘vinketering’ zou zeggen. Vinketering, moet u weten, was namelijk een van de lievelingswoorden van mijn moeder. Wijnie was de baas, over haar ziekte, over haar huis, over haar verzorging, over haar meningen, over haar leven, over haar dood, over alles, en wie het daar niet mee eens was kon het invalidetoilet op. Als ze weer eens overhoop lag met een instelling, of als er weer eens problemen waren of wat dan ook, dan zuchtte zij en zei ze vastberaden: ‘Laat ze allemaal de vinketering krijgen.’ Dit lijkt mij de enig leefbare levensinstelling, die ik op mijn beurt levendig en dankbaar in leven zal proberen te houden.