Vlaai? Da’s toch een soort pizza met fruit?

AD Magazine, 20 april 2019

Om deze foto’s te kunnen gebruiken, neem contact op met Shody Careman & @careman_fotografie

Rubriek: Gipharts kookeiland

Als de Limburgse vlaai ter sprake komt, stuit Ronald Giphart regelmatig op nationaal-provinciaalse sentimenten.

Veel mensen zijn nogal gevoelig als het om hun afkomst gaat. In de beginjaren van mijn schrijverschap had ik een bevriende ‘meelezer’ – iemand die manuscripten leest om schrijvers te behoeden voor fouten – die oorspronkelijk uit Limburg kwam. Hij praatte tegen mij zeer geaffecteerd Nederlands, maar met zijn vriendin sprak hij een onnavolgbaar Limburgs koeterwaals, waarmee ik hem een beetje plaagde.

Om hem op stang te jagen liet ik de personages in mijn boeken soms grappen maken over Limburg, niet omdat ik persoonlijk iets tegen de provincie of de bewoners heb, maar omdat ik wist dat mijn vriend als eerste die grappen zou lezen en daarna zuchtend mijn manuscript terzijde zou schuiven.

Het resultaat van mijn onschuldige spielerei was dat als ik tegenwoordig moet voorlezen in Limburg ik altijd ter verantwoording wordt geroepen voor de uitspraken van mijn personages. Zo was er een Limburgse collega-schrijver – toevallig woonde hij in Nijmegen – die de opmerkingen van mijn fictieve karakters over zijn thuisprovincie ook echt niet kon waarderen. Toen ik een keer een avond met hem zou doorzakken na een optreden in een Nijmeegse boekhandel, nam ik om het goed te maken een Limburgse vlaai voor hem mee.

Ik meende goed te doen, maar in mijn argeloze domheid had ik de taart gekocht bij een bekende vaderlandse vlaaienwinkel. Mijn collega was zo mogelijk nog meer ontstemd over mijn cadeautje, dan over de Limburgse afzeikgrappen van mijn karakters.

De landelijke popularisering van de Limburgse traktatie was hem een gruwel en hij vond eigenlijk dat niemand buiten Limburg het recht had om Limburgse vlaaien te bereiden, en zeker niet een keten die louter ‘vieze, kartonnen deegdingen’ (zijn woorden) aan de man bracht. Hij vond het tijd voor een B.O.B.: een Beschermde Oorsprongs Benaming.

Mijn collega zei dat het laffe aanbod van de vlaaiengigant funest was voor de goede naam van de Limburgse vlaai. “Jullie Hollanders moeten niet denken dat vlaaien zo smaken, want échte vlaaien eet je in Limburg en nergens anders”, zei hij met een eng nationaal provinciaals ondertoontje.

Om hem te plagen noemde ik Limburgse vlaaien op mijn beurt een soort pizza’s met fruit erop, waarna hij helemaal astmatisch begon te briesen. Hij had natuurlijk wel een beetje gelijk: een goeie Limburgse vlaai is onweerstaanbaar. Vandaar voor vandaag het recept voor een Utrechtse kersenvlaai, maar vertel het in godsnaam niet aan de Limburgers in uw omgeving.

Utrechtse kersenroomvlaai

Voor het vlaaideeg

  • 250 g bloem
  • 5 g droge gist
  • halve tl zout
  • 40 g boter, op kamertemperatuur
  • 30 g suiker
  • half ei
  • 100 ml melk, lauwwarm

Voor de banketbakkersroom

  • 500 ml melk
  • Vanillestokje, opengesneden en merg eruit geschraapt
  • 50 g custardpoeder
  • 50 g suiker

Voor de kersenvulling

  • 2 potten kersen op sap
  • 25 g maïzena
  • 1 el suiker

Kneed alle ingrediënten voor het vlaaideeg circa een kwartier door. Vorm een bal en laat deze, afgedekt met plasticfolie, een uur rijzen. Laat melk, vanillestokje en vanillemerg zachtjes koken. Meng de custard met de suiker en leng al roerend aan met wat warme melk tot een papje. Voeg dit bij de melk en laat drie minuten koken. Folie erover en koud wegzetten. Verwarm de kersen in hun sap, houd een beetje sap achter en meng dit met de maïzena en suiker tot een papje. Giet dit bij de kersen, laat het twee minuten inkoken en vervolgens afkoelen. Rol het deeg uit en bekleed hiermee een ingevette vlaaivorm. Prik gaatjes in de bodem. Schep de room erover en bak 20 minuten in een oven van 190 graden. Maak de bodem los en laat deze afkoelen. Verdeel de kersenvulling over de room. Dat zullen Limburgers nooit doen: die bakken de vulling altijd mee.