Voorlezen

De Volkskrant, 6 oktober 2011

De afgelopen dagen organiseerde de provincie Noord-Holland in Haarlem het jaarcongres van het Interprovinciaal Overleg, een soort Olympische Spelen voor Gewestelijke Staten. Gezagsdragers van alle provincies kwamen bij elkaar voor de spelonderdelen Netwerken, Nierenproeven en Veelpraten. Als schrijver en inwoner van de binnenkort te vormen provincie Nohofleut of Flenohout of hoe de combinatie van Noord-Holland, Flevoland en Utrecht mag gaat heten, mocht ik een voor de gelegenheid geschreven column voordragen (even terzijde: als het klaarblijkelijk zo makkelijk is om drie provincies met elkaar te laten fuseren, waarom smelt het kabinet dan niet alle provincies samen tot één provincie Nederland, want dat moet toch een geweldige ‘bestuurlijke efficiëntieslag’ en dito bezuiniging opleveren).

Voor een buitenstaander zou het wellicht een beetje een zielig beeld zijn geweest: vooraan in een hal met een paar honderd woest discussiërende Commissarissen, Gedeputeerden en Statenleden – nog nooit zoveel dienstauto’s bij elkaar gezien – stond op een podiumpje een schrijver eenzaam een verhaal in een microfoon te brullen voor dertig aardige toehoorders die uit medelijden even hun mond hielden. Mij doet het altijd wat om al voorlezend groots en meeslepend onderuit te gaan.

In de auto terug naar huis dacht ik na over bijzondere voorleeservaringen die ik heb meegemaakt. Zo mocht ik jaren geleden in een Gelders dorpje optreden voor een gezelschap toehoorders dat een kaartje had gekocht voor een lezing van de schrijver Karel Glastra van Loon. Zijn komst stond ook aangekondigd op de posters, maar iemand van de organisatie had per ongeluk mij gecontracteerd. Pas op de middag zelf kwam men achter de vergissing. ‘We hebben blijkbaar de verkeerde schrijver laten komen: zei een organisator tegen het publiek en behulpzaam voegde hij eraan toe. ‘U kunt uw geld terugkrijgen: Een aanbod dat in Gelderland gretig werd geaccepteerd.

Een ander hoogtepunt was een voorleesbeurt tijdens een openluchtfestivalletje in een Brabants plaatsje. Met een initiatiefnemer had ik afgesproken dat ik een paar ‘frivole teksten’ zou voordragen. ‘Doe maar lekker ruig over seks: had de man gezegd. Het is altijd prettig als een organisator weet wat hij wil. Jammer dat de man zijn publiek wat minder goed had ingeschat, want toen ik de tent waarin ik moest voorlezen overzag bleek dat de eerste acht rijen waren bezet door een groep dreumessen van 2 tot 11 jaar. Achterin stonden de ouders met een biertje in de hand vrolijk toe te kijken.

Mijn grootste afgang was tijdens een personeelsfeest van een enorm bedrijf, waar ik mocht voorlezen met Simon Vinkenoog. Ik had Vinkenoog hiervoor eerst opgehaald in Amsterdam, waarna we naar een of andere hal in het zuiden reden. Daar trad in de hoofdzaal René Froger op en in een bijzaaltje wij. We moesten beiden drie keer twintig minuten vullen. Het eerste blok hadden we een tiental toehoorders gehad. Het tweede blok was het publiek geslonken tot een man of vijf en bij het derde blok zat er helemaal niemand meer.

Ik stelde een organisator voor om het derde blok af te gelasten, maar daarvoor werden we niet betaald, zei de man. En dus hebben Vinkenoog en ik daar, plichtsgetrouw als we waren, voor een uitgestorven zaal elkaar maar voorgelezen, begeleid door een dreunende Froger. Achteraf een erg mooi moment.