Vriend van Peter

De Volkskrant, 16 september 2008

Er zijn in Nederland niet veel mensen die weten hoe het er bij een jury van een filmfestival aan toegaat en hoe zo’n clubje hele en halve insiders bepaalt welke deelnemer een afgietsel van een of ander beest in de wacht sleept. Zo’n juryperiode is een sociaal experiment dat ik twee keer heb mogen meemaken. De tweede keer was vorig jaar in Utrecht, bij het Nederlands Film Festival. De jury werd tien lange lange werkdagen opgesloten in een verder verlaten bioscoopzaal, om meer dan zeventig films achter elkaar uit te zitten. Je moet er genetisch voor zijn geprogrammeerd om zo’n periode heelhuids door te komen zonder zelfmoordneigingen, agressieaanvallen, totale verveling of een diep doorleefd gevoel van de overbodigheid der dingen. En je gaat als jury heel erg veel van elkaar houden, of je vecht elkaar de zaal uit.

Mijn eerste keer was in 2003, toen ik in de jury zat van Film By The Sea, een filmfestival in Vlissingen dat zich heeft gespecialiseerd in boekverfilmingen (afgelopen vrijdag begon de tiende editie). Een van de andere juryleden was de illustere voormalige Volkskrant-filmjournalist Peter van Bueren. Ik ontmoette hem in Den Haag, en daarvandaan zouden we door de organisatie naar Zeeland worden gereden.

‘Dat is nog een behoorlijke afstand,’ zei ik. Ter illustratie: Van Bueren oogt als een overbelaste rechercheur in een Britse of Zweedse politieserie die net te horen heeft gekregen dat de seriemoordenaar die al achttien kinderen heeft gewurgd opnieuw heeft huisgehouden in een crèche.

‘Als dit jouw niveau van conversatie is, hoef ik niet met je te praten,’ zei Van Bueren, en vouwde zijn krant weer open.

‘Oké…’ zei ik aarzelend. ‘Waar wil je het dan over hebben? Nederlandse film?’

Van Bueren zuchtte diep.

‘Lul toch niet zo ongelooflijk dóm, man,’ riep hij. ‘Hoezo de Nederlandse film? Film is niet Nederlands, IJslands, Turks of Oegandees. Film is film. Punt. Als je dat niet begrijpt: ga breien. En weet je wat ook volslagen stompzinnig is? Boekverfilmingen. Zijn er boekjes van jou verfilmd? Ja? Dat dacht ik al.’

Ik keek hem aan, en net toen ik had bedacht dat dit weleens een lange autorit zou kunnen worden, zag ik een zweem van pret in zijn ogen.

‘Hoe laat is het trouwens?’ vroeg hij blaffend.

‘Iets van tien uur,’ antwoordde ik.

‘Lul toch niet zo dóm, man,’ zei hij zuchtend, en weer zag ik even die kleine pretoogjes. Misschien dat ik eens lang in therapie moet, maar ik hou van mensen die hun genegenheid tonen met afzeikerige beledigingen. Er zijn echter ook lieden die daar minder gecharmeerd van zijn. Van onze zevenkoppige Vlissingse jury waren er toch zeker vijf die Van Buerens vlees wel konden bakken. Hij maakte het hen erg lastig. Zodra regisseur Ate de Jong tijdens een juryberaad, ontbijt of borrel ook maar iets zei, mompelde Van Bueren steevast: ‘En dát noemt zich filmmaker.’ Conny Palmen beet hij voortdurend toe: ‘Connietje, Connietje toch’, en aan regisseuse Lili Rademakers vroeg hij: ‘Heb je dit zelf, of heeft je man dit bedacht?’

Op het hoogtepunt waren de verhoudingen binnen de jury zo verziekt dat Ate de Jong en Peter van Bueren uitsluitend nog communiceerden via de regionale tv-zender en de Provinciale Zeeuwse Courant. Tijdens het juryberaad waarin we de winnaar moesten aanwijzen werd er enorm op elkaar gescholden. Ik kreeg op een gegeven moment een verwensing van Lili Rademakers naar mijn hoofd geslingerd. ‘Jij!’ riep ze. Hierna wilde ze me iets heel erg beledigends toevoegen en ze zei het gemeenste dat ze kon bedenken: ‘Jij… vriend van Peter!’

Ik keek naar Van Buerens pretoogjes.

‘Zit me toch niet zo dom aan te kijken, man,’ zei hij liefdevol.