Vrolijk Pasen

Utrechts Nieuwsblad, 5 april 1994

Om een of andere reden zorgt de Schepper er altijd voor dat ik ziek ben op Zijn feestjes. Ook de twee afgelopen paasdagen heb ik weer op passende wijze in bed doorgebracht, rochelend, dampend, stinkend, mijn neus tot op het bot snuitend, de wereld vervloekend en om de tien minuten naar het toilet rennend (dit zal dan ook een beetje een onsamenhangende column worden, vrees ik). Het enige leuke van ziek zijn is dat ik van mezelf veel meer mag. Een kilo Tisamisu eten bijvoorbeeld, stiekem masturberen, televisie kijken, dat soort dingen, en dan niet naar cultuurcorrecte VPRO-programma’s, maar naar Hints en Lingo en Koken met sterren en al die andere onvoorstelbare bagger op de prolevisie. Je hoort tegenwoordig als weldenkend mens te roepen dat je het op zijn tijd énig vindt om je te laven in low-culture, maar ik blijf de stompzinnigheid van die hordes buisvullende zuurstofverspillers een persoonlijke belediging vinden. En wat me ook opvalt is dat sinds Nederland vijf televisiezenders heeft er geen nachtfilms meer worden uitgezonden. Denken ze dat we met vijf zenders (en dagtelevisie) al zo murw zijn van het onvoorstelbare aanbod kwissen, comedy’s en spelshows dat we om elf uur uitgeput in slaap vallen? En dan wil ik het helemaal niet hebben over het Christelijk Geweld tijdens de feestdagen, je kunt geen zender opzetten of er is een wake te zien, een dienst, een mis, een Sinterklaas zonder baard die het volk toespreekt (‘Bidank vor die bloeme’).

Sorry hoor, maar ik ben een beetje kittelorig over dit soort dingen, sinds ik vorige week van de Bond tegen het Vloeken een gedicht kreeg opgestuurd, vergezeld van een ballpoint met de tekst ‘Men uw Pen’.

Tweeduizend schrijvers en journalisten in Nederland kregen dit pakketje, waarin opgeroepen werd niet meer zowel te vloeken, omdat dit mensen verdriet doet

Het is toch werkelijk niet te geloven, hè? Ik lig (ziek in bed) me drie dingen af te vragen. Eén: hebben die mensen niets beters te doen dan de Oren van God te spelen (iets doen aan de honger in Somalië, om wat te noemen)? Twee: heeft de Bond tegen bet Vloeken deze actie gefinancierd met belastinggeld en zo ja, kan deze subsidie onmiddellijk stoppen? Drie: wat moet ik in godsnaam met een pen?

Verdomme, ik typ. Kijk, als de Bond tegen bet Vloeken me een laptop had gestuurd met de tekst ‘Maptop uw Laptop’, hadden we kunnen praten. Maar dat kon er natuurlijk weer niet vanaf. Is er dan helemaal niets dat me vrolijk maakt, deze Pasen? Jawel, in Vrij Nederland stond vorige week een hele mooie onthulling over de Canadese cultuurfilosoof Charles Fitzpatrick. Toen het weekblad De Groene ruim een maand geleden een grote reportage ging wijden aan een zestal jonge schrijvers, vroegen ze twee van hen (Rob van Erkelens en mij) een stuk te schrijven over een ‘groot voorbeeld voor jonge schrijvers van nu’.

Omdat wij de bui al zagen hangen dat De Groene ons tot Nieuwe Literaire Stroming ging bombarderen (wat inderdaad geschiedde: men doopte ons tegen onze wil ‘generatie Nix’) besloten Van Erkelens en ik pesterig een fantasieschrijver als ‘grootvoorbeeld’ te presenteren. Compleet met foto, titels en verwijzingen naar zijn werk verzonnen we een stuk over de Canadese rauwdouwer Fitzpatrick. Veel mensen trapten erin. Uitgevers toonden hun belangstelling, boekhandelaren belden op, en er waren zelfs mensen die zeiden Fitzpatrick te kennen. De schrijver en Canada-deskundige Graa Boomsma onthulde bijvoorbeeld aan Vrij Nederland-journalist Peter Nijssen dat hij al lang over Fitzpatrick bad geschreven en dat hij het dus maar een beetje flauw vond dat Van Erkelens en Giphart deden alsof zij hem hadden ontdekt. Kijk, dáár kikker ik dan toch weer een beetje van op.