Kijk Magazine november 1999, nummer 11
Ik had me voorgenomen om eens een paar columns achtereen te schrijven over het meest fascinerende wetenschappelijke onderwerp denkbaar: de vrouw. Middenin het creatieve proces besloot ik drie dagen geleden met een paar vrienden de probleemstellingen rondom dit onderwerp nog eens door te nemen en aldus belandden we in een nachtcafé te U. Daar nuttigde ik een voor dat café kenmerkende ‘platte bal’ (de echte uitgaans-diehards van U. weten nu om welk etablissement het gaat), waarna ik goedgemutst en lichtelijk geïntoxiceerd met alcohol een paar uur later weer naast mijn vriendin ging liggen (de vrouw der vrouwen).
“Masj! We hgebbe hut onderwrpph vor mu columhn uitgchewerrekt!” pruttelde ik haar wakker, wat ze erg prettig vond. Ze mompelde iets als ‘bek houwen’ en tevreden stuiterde ik in slaap. Deze slaap duurde slechts een uur, want net zo snel als ik was weggedoezeld, schoot ik plotseling overeind. Talking to God with the big phone, zoals een Engelse uitdrukking luidt, zat ik een moment later met mijn hoofd in de toiletpot te kijken naar een platte bal die in een niet meer zo heel erg platte staat verkeerde. Ik voelde me niet bepaald goed.
“Voedselvergiftiging,” stelde mijn vriendin nuchter vast, en nadat deze anamnese eenmaal was gemaakt, sloeg de platte bal pas echt toe. Geijld heb ik, gezweet, gebibberd, urenlang gewoeld en gejammerd, ja, zelfs gehuild. Mijn vriendin (zwanger en jonge moeder) nam onmiddellijk maatregelen. Ik kreeg bed-arrest en een rantsoen van slappe thee en crackers.
Sterke doch zeikerige man
Inmiddels lig ik al drie dagen in bed met koorts en een maag die om de zoveel uur een inwendige bungee-jump organiseert. Trillend zit ik met m’n laptop op schoot, wanhopig proberend de deadline van deze column te halen. Natuurlijk is de steekproef een beetje klein (n=2, ofwel één man ligt darmreutelend op een bed en één vrouw verzorgt hem), maar ik ben toch verheugd dat mijn vriendin en ik de theorie bevestigen dat het vooral mannen zijn die aan kleine pijntjes en fysieke ongemakjes lijden. Hoewel mannen gemiddeld tien procent langer zijn, twintig procent zwaarder en dertig procent sterker, hebben vrouwen een beter uithoudingsvermogen en kunnen ze pijn beter verdragen.
Vrouwen hebben namelijk meer immunoglobuline in hun bloed, ofwel deeltjes die nuttig zijn voor de weerstand. Mannen hebben daarentegen meer hemoglobine, dat de spierkracht bevordert. Het verschil tussen mannen & vrouwen is overigens geen eeuwig vaststaand verschil. Vrouwen rennen, zwemmen en schaatsen heden ten dagen sneller dan mannen enkele decennia terug deden. Sinds de jaren zestig bijvoorbeeld zijn vrouwen de marathon dertig procent sneller gaan lopen, terwijl mannen er slechts een lullige vier procent op vooruitgingen. Wanneer je deze cijfers omzet in een diagram, dan kun je de voorspelling doen dat begin volgende eeuw een vrouw de marathon van Rotterdam wint en halverwege de volgende eeuw de Tour de France. Dit zal (waarschijnlijk) niet gebeuren doordat de groei van de vrouwelijke vermogens op een gegeven moment ook zal afnemen (net als de mannelijke curve in het vooruitgangsdiagram zal de vrouwelijke curve op den duur gaan afbuigen).
Lichamelijk verschil tussen mannen en vrouwen zal er altijd zijn, maar dat dit verschil op en neer springt, leert moderne biologen iets over de oorsprong ervan. Jarenlang heeft men de sterke doch zeikerige man versus de slappere doch minder kleinzerige vrouw sociobiologisch geprobeerd te verklaren met een mooi verhaal over jagende mannen versus in het kamp achterblijvende vrouwen. De meeste KIJK-lezers zullen dit op school hebben geleerd: in prehistorische tijden trokken mannen er in groepen op uit om argeloze gnoes en andere wandelende biefstukken te vangen, terwijl vrouwen achterbleven om de kinderen te verzorgen, vruchten te verzamelen en met elkaar te ouwehoeren over de onderwerpen die in onze tijd Margriet en Viva behandelen.
Er zijn tientallen verschillen tussen de seksen die door deze theorie worden verklaard: waarom mannen sterker zijn, waarom vrouwen (veel) beter hun taal beheersen, waarom mannen onderlinge problemen uitvechten of wegdrinken tijdens een pot voetbal, waarom vrouwen problemen pratend proberen op te lossen, waarom in mannelijke groepen altijd hiërarchie ontstaat, waarom vrouwen zich prostitueren, waarom vrouwen bij niet-echtelijke mannen heftiger klaarkomen (en aldus vreemd sperma eerder bij de eicel zuigen dan vertrouwd sperma), waarom mannen in niet-echtelijke vrouwen meer zaad spuiten, waarom mannen zich als patsers gedragen, waarom mannen heersen over vrouwen, waarom mannen zeiken over kleine kwaaltjes en vrouwen zich vaker depressief voelen, enzovoort. Je kunt het zo gek niet bedenken of deze theorie verklaart het.
Vrouw op jacht
Maar de laatste jaren ligt de mannelijke jager/vrouwelijke achterblijfster-theorie nogal onder vuur. Niet toevallig waren het vrouwelijke wetenschappers die de vermeende mannelijke dominantie ter discussie stelden. Bio-antropologen ontdekten dat in sommige huidige jager/verzamelaar-culturen vrouwen zeventig procent van het dagelijkse aantal calorieën bij elkaar weten te zoeken en dat het dus eigenlijk logischer zou zijn wanneer vrouwen in deze cultuur de dominante sekse uithingen. Ook werden er stammen gevonden waar de vrouwen net zo goed meejaagden als de mannen. Twee jaar geleden verscheen er zelfs een boek van de paleontoloog Mary Zeiss Stange met de titel Woman the hunter, over jagende vrouwen door de eeuwen en volkeren heen.
Maar goed, inmiddels heeft de steekproef genaamd Mijn Vriendin & Ik de theorie natuurlijk wel een beetje in praktijk gebracht. Terwijl ik in het kamp liefdevol verzorgd ben, heb ik ondanks mijn kleinzerigheid toch kans gezien te jagen op een klein column-gnoetje. Het beestje is gevangen, waardoor mijn gezin en ik weer een week of wat verder kunnen. Volgende maand meer over vrouwen, als mijn gezondheid het toelaat natuurlijk.