VUmc

de Volkskrant, 1 maart 2012

Omdat er veel belastinggeld naar de gezondheidzorg stroomt, besloot een ziekenhuis meer openheid van zaken te geven. Documentairemakers mochten komen filmen, scholieren werden rondgeleid, auteurs draaiden maanden mee op een afdeling. De boeken die deze schrijvers publiceerden werden lovend besproken. Zelfs de Volkskrant roemde het initiatief.

En toen ging het mis met een tv-programma waarvoor 35 camera’s verdekt waren opgehangen bij de Spoedeisende Hulp. De privacy van patiënten bleek in sommige gevallen geschonden. Wellicht was de hang naar openheid doorgeslagen. De verontwaardiging in het land was grotesk. Geschrokken blies het ziekenhuis de uitzendingen af.

Ook werd er in een paniekreactie besloten de schrijver die op dat moment al drie weken full time meedraaide met de afdeling cardiologie tijdelijk af te bestellen. Mij werd afgelopen maandagochtend plotseling gevraagd het ziekenhuis te verlaten. Toen ik ’s middags verdwaasd thuiskwam las ik dat een woordvoerder van het ziekenhuis inmiddels bekend had gemaakt dat het boek waarvoor ik was benaderd er definitief niet kwam.

Over deze beslissing en de manier waarop het nieuws mij bereikte zal ik voorlopig verder zwijgen, want dat leidt af van wat ik veel liever kwijt wil. Kranten, programma’s en de horde der twitteraars hebben in schuimende verontwaardiging waarheden en pertinente onwaarheden verkondigd, waarmee bij velen de indruk is ontstaan dat het VUmc een slecht ziekenhuis zou zijn. En dit strookt in het geheel niet met het beeld dat ik heb van de afdeling waar ik stage liep.

Nijen, de verpleger die met zoveel warmte de mensen op zaal begeleidt. Ronald, de Ajacied die grappen maakt met Feyenoord-patiënten. Marlous, de arts-assistente die een man die een cardioversie krijgt liefdevol in slaap brengt. Jeroen, mijn held, de arts-assistent die tegen een stokoude voetballer zegt: ‘We gaan ervoor zorgen dat u weer kunt meespelen in de Eredivisie Voor 80-jarigen’. Ischa, de arts-assistent die een uur lang uittrekt om een kritische patiënt voor te lichten over een pacemaker.

Robin, die als nachtarts halve marathons loopt voor zijn patiënten. Aernout, de cardioloog die een mevrouw die allergisch is voor pijnstillers door een slokdarm-echo loodst en daarbij zijn zachte stem gebruikt als verdovend middel. Eric, de opleider die aankomende verpleegkundigen enthousiast maakt voor de cardiologie. Sarah, die een patiënt die per ongeluk in bed heeft ontlast troost met haar blik.

Niels, de interventiecardioloog die een mevrouw met een hartinfarct toeknikt zoals je door arts wil worden toegeknikt. Ferry, de arts-assistent die een meneer in zijn spreekkamer ongestoord laat huilen en zegt: ‘Met de mensen in de wachtkamer hebben we niets te maken.’ Alexander, de cardiochirurg die berustend zijn hand legt op de schouder van een man wiens hart hij weldra zal zien kloppen. Bert, de professor die tijdens de dagelijkse ochtendoverdracht zijn arts-assistenten spart, uitdaagt en onderwijst. En alle anderen die ik uit plaatsgebrek niet kan vermelden (Roxane, Karin, Irene, Cor, Maarten, Tanja, Annelies, Marijke, Aukje, Koos, natúúrlijk Sascha, Saskia, diëtiste Heleen, schoonmaker John, enzovoort). Kon ik maar een boek over hen schrijven.

Hoe de overspannen managers en hysterische boe-roepers ook hun best doen het beeld kapot te maken: deze bovengenoemde mensen en alle andere zich uit de naad werkende medewerkers zijn het ware gezicht van het VUmc. Laat dat ook eens gezegd zijn.